Er zijn best veel uitvindingen die wij vandaag de dag als vanzelfsprekend vinden. Ik noem alleen maar een paar dingen waar ik in huis veel gemak van heb.
Laat ik beginnen met de stofzuiger. Hoe anders zou ik het huis beter kunnen ontharen? In ons geval zijn het katten-, honden- en mensenharen. De stofzuiger is daar volgens mij de beste methode voor. Of de koelkast en vrieskast. Op welke plek in het huis is er de beste mogelijkheid tot het koel of ijskoud bewaren van je etenswaren? Inderdaad, in die twee kasten. Anders blijf je maar boodschappen doen. Of heel natuurlijk de wasmachine. En misschien minder natuurlijk, maar wel een heel fantastische uitvinding, de vaatwasmachine. Allemaal apparaten die ons leven vergemakkelijken. En natuurlijk zijn er nog honderden andere te benoemen. Ik hoef de garage maar in te lopen en zie daar allerhande apparatuur die het tuinieren tot een hobby kunnen maken in plaats van een soort dwangarbeid.
Maar er is nog een ander apparaat. Eentje waarbij je niet zo snel denkt aan iets dat het gemak van de mens zou kunnen dienen. Het apparaat is goed voor alle relaties. Collega’s man of vrouw, sportvriend of vriendin, of juist je vriendin of vriend, of allerlei verschillende vrienden, of zelfs de relatie met je kinderen en nog vreemder ook de relatie met je huisdieren. Maar in dit geval gaat het over een relatie tussen ons. Hans en mij.
Het begon ooit met de vraag of ik het nog een keer kon zeggen, wat ik natuurlijk netjes deed. Maar gaandeweg gaat een mens toch vanzelf wel wat harder spreken, om zeker te weten dat je het niet nogmaals hoeft te zeggen. En dan is er ook nog een verschil tussen niet goed horen en niet luisteren, maar dit terzijde. De radio gaat steeds harder, de televisie natuurlijk ook. Het roepen of toeroepen van de huisdieren kan enorme vormen aannemen. Allemaal dingen die langzaamaan kunnen leiden tot kleinere irritaties.
Eerst dacht ik ook nog even dat het voor een deel aan de Hongaarse taal lag. Iemand vroeg bijvoorbeeld: hoe lang woon je al hier? Het antwoord was: ja, we hebben een hele grote moestuin. Of die keer dat ik aan een Hongaarse vriend vertelde dat hij iets harder moest spreken, omdat Hans het soms slecht hoort. Bij een volgende gesprek vroeg Hans (die had staan meeluisteren) aan iemand harder te spreken, omdat hij nogal een eiland was. Het verschil tussen süket (doof) en sziget (eiland) had Hans niet gehoord. En dan heb je natuurlijk de lachers op je hand. Behalve mijn lach. Want ook in de Nederlandse taal ging het steeds vaker mis. En mensen zijn soms te aardig. Die zeggen niet: waar heb jij het nou weer over? Heb je me wel goed gehoord? Maar meestal, als ik in de buurt sta, grijp ik toch in. Wat zeg jij nou? Heb je de vraag wel goed gehoord? En dat blijkt dan niet het geval te zijn en geeft hij, om het op zijn plat Rotterdams te zeggen, zijn bek ook maar een douw.
Dan komt het moment van het invullen wat je denkt te horen. In sommige gevallen kan dat leiden tot een enorme lachbui, maar in andere gevallen kan dat ook leiden tot een enorme ruzie. De lachbui is bijvoorbeeld: Hans weet je wanneer je het gras gaat maaien? Het antwoord was: waarom zou ik die kat weer aaien? Die zit al bijna de hele dag op mijn schoot! De andere versie is een slechter voorbeeld. Míp, weet jij misschien waar die zaklantaarn is gebleven? Mijn antwoord: ik heb geen idee, ik heb hem ook niet gezien, ik zou het echt niet weten. De slechte verstaander denkt te horen: ik heb geen idee, ben je het alweer vergeten? En op dat vergeten wordt dan gesuggereerd dat hij vooral vergeetachtig wordt en eigenlijk zijn eigen spullen niet meer terug kan vinden. Geen goed uitgangspunt voor een gezellig gesprek vond ik.
Waarom kom ik op dit verhaal? Welnu, zo’n zeven jaar geleden kwam de mooiste uitvinding in onze relatie tot werkelijkheid. Hoorapparaten. Er ging een wereld voor Hans open en voor mij niet minder. Hij hoorde weer vogels, luisterde vol overgave weer de prachtigste muziekstukken met tranen in zijn ogen. Dat luisteren deed hij normaal gesproken met de boxen op het hoogste volume, zodat je hier zowat het huis werd uitgeblazen. Maar dan nog had hij geen tranen in zijn ogen. Ik dan weer wel, omdat mijn oren zoveel geweld gewoon niet aankunnen. En ik hou best wel van een beetje luide muziek. Of, om het dan ook maar bij dat plat Rotterdams te houden, ik hou best wel van lekkere teringherrie. Maar ook telefoongesprekken waarbij er dan weer goede antwoorden kwamen op normale vragen. Zelfs zijn Hongaars ging ineens met sprongen vooruit, omdat hij nu de woorden beter in de context kon plaatsen. Een ontzettende win-win situatie.
Tot een paar weken geleden. Hij heeft al één paar versleten en zijn tweede paar is nog geavanceerder, kleiner en minder goed zichtbaar zelfs. Eerst gaf de linker het op, dat was op een vrijdag. Nadat we die terug hadden gebracht naar de oh zo aardige hoormevrouw, ging op maandag nummer twee op “niet horen”. De kleine apparaatjes werden ingenomen, in een doosje gestopt, het doosje verdween weer in een envelop met daarop een adres ergens in Engeland of Zwitserland. Over twee tot drie weken klaar. Wat? Nee, dat had hij niet goed gehoord. Jawel, dat had hij wel goed gehoord. Of er dan ook nog leenmodellen waren om die tijd op te vangen? Neen, die waren er niet. Klaar. Gewoon wachten. Wat is drie weken op een mensenleven?
Drie weken op een mensenleven kunnen heel zwaar zijn. Vooral als de toehoorder steeds harder moet schreeuwen, want van praten kan in zo’n geval geen sprake meer zijn, en dan nog steeds moet blijven herhalen (soms zegt hij dan ook: wat praat je toch veel). Ook omdat zijn gehoor er in de laatste jaren flink op achteruit is gegaan, zonder die apparaten. Laten we zeggen dat het volume hier in huis per dag toenam. Ook bij radio en televisie. Mijn zus Ineke had nog de suggestie om snel gebarentaal te gaan leren, maar helaas heb ik mijn handen al vol aan de Hongaarse taal. Komt nog bij dat niet luisteren daar ook een puntje van gemak was. Natuurlijk, het is mens eigen om soms niet goed te luisteren, maar in dit geval maakte dat de situatie niet gezelliger. Want ook de (niet) hoorder, als hij wel luistert, moet verschrikkelijk zijn best doen om het geluid om te zetten in woorden die hij herkent. Met andere woorden, het was best wel zwaar voor ons allebei.
Toen kwam het telefoontje. We zaten in de auto onderweg naar iets. Ik riep: nu? Allebei? Na twee weken? Ja, hoorde ik aan de andere kant. Ze zijn allebei klaar. De remmen piepte, de auto kwam tot stilstand, het stuur draaide en het gas ging er een beetje meer op. Zodoende stonden wij na een kwartiertje binnen bij de oh zo aardige hoormevrouw. Ze pakte de kleine apparaatjes uit, deed ze één voor één in zijn oren. Ze zag zijn lach en lachte mee. Al zijn boosheid, omdat het zo lang moest duren, verdween als sneeuw voor de zon. Hij boog zijn lange lichaam over haar heen, kuste haar op beide wangen en zei: je hebt mijn relatie gered! Zij vond het wat overdreven, maar ik niet.

Zoals altijd mooi verwoord.
Aan twee goed werkende hoortoestellen kan een vaatwasser niet tippen.
LikeLike
Prachtig Mip😃😍 en helemaal mee eens!!! Bij ons nog niet aan de orde maar in het contact met mijn moeder………🥹😫😭😭😭
LikeLike