Binnen zonder kloppen

Een mooie titel voor een mooi popliedje. Romantisch en ook zielig vooral. Maar van romantiek was er in ons geval geen sprake. Van zielig wel een beetje.

Op die zwoele zaterdagavond, na een geselend hete dag, lekker op tijd naar bed. Zondagmorgen weer vroeg uit de veren. Om de zon voor te zijn.

Nou, dat hadden we gedacht. Om 0.15 werden we gewekt. Niet liefdevol, maar met een knal als een bominslag en daarna glasgerinkel.

Het is vreemd om zo wakker te worden. Je bewustzijn is nog in slaap, maar het lichaam richt zich op. Het eerst wat je gebruikt zijn je oren. Hoorden wij dit goed? En die vraag stel je dan ook aan elkaar: hoorde jij dat ook?

Dan schiet de slaapkamerdeur open. Twee bibberende honden aan het bed. Hoe komen die nou binnen? Die hadden we toch buiten gesloten? Dan stemmen buiten. Harde stemmen. Het lijkt op een heftige ruzie. Hans springt uit bed. Ik kwam ook uit bed, maar zo midden in de nacht ben ik een trage versie van mezelf. Op de trap hoor ik Hans brullen. Kom nu eens kijken! De deur ligt in de keuken! Ik herhaal diezelfde woorden maar dan met een vraagteken.

Inderdaad lag de deur in de keuken en de vloer bezaaid met glas en nu snapte ik ook hoe de honden binnen waren gekomen. De luide stemmen waren nu nog luider. Ik zag Hans nog net de opening doorlopen waar ooit die deur had gezeten, met in zijn hand het grootste keukenmes. Nu is dat best een vreemd gezicht je blote geliefde gewapend met een mes uit het oog te verliezen. Laat ik zeggen dat het niet echt senang voelde. Maar hij keerde snel weer terug door diezelfde opening en hing het mes weer terug. Terwijl ik daar nog steeds een beetje verdwaasd tussen de chaos stond. Was er iemand buiten? Was er iemand in de tuin?

Ik belde de politie. Een zachte vrouwenstem die mij vragen stelde. Ondanks haar zachte stem schreeuwde ik haar toe dat de politie moest komen. Dat ik heel erg bang was. Nou ja, eigenlijk niet helemaal voor rede vatbaar zeg maar. Op haar vraag of er nog iemand in huis was schreeuwde ik haar toe dat dit zo was. Mijn man! Of zij die dan mocht spreken. Iets rustiger vertelde ik dat hij haar niet zou kunnen verstaan. Ik zag zijn hoorapparaten nog op de oplader liggen. Ik gaf naam adres en ze zouden zo spoedig mogelijk komen. Na een kwartier, want je wordt best ongeduldig als je in onzekerheid leeft, belde ik weer. Ze waren onderweg.

Hans had zich ondertussen aangekleed en verdween. Op straat was het ondertussen rustiger er klonken alleen gedempte stemmen. Ik begon het glas weg te vegen om een weg te maken naar buiten. Om de plaats van het delict niet al teveel te veranderen liet ik de rest van het glas liggen. De politie verscheen na ruim drie kwartier.

Nu liep ik nog steeds rond in onderbroek en hemdje en had er niet aan gedacht mijn haar even snel op zolder te binden. Daar verscheen de agent in de opening en keek de keuken in. Tja, hij vond het ook wel heel vreemd dat die deur daar ineens maar zo lag. Hij vroeg mijn Hongaarse inwoners kaartje (waar naam en adres op staan vermeld) en vroeg of ik hier woonde. Dan gaan de hersenen toch raar werken. Ik besefte dat ik daar in onderbroek en hemd en een lange bos herrie op mijn hoofd, die nog niet gekamd was, er wel wat verwilderd uitzag, maar dat hij daardoor het adres niet kon lezen vond ik vreemd. Ik wees op het kaartje en of hij het nog eens wilde lezen. Hij knikte en verdween.

Dan toch maar eerst even mijn haar op zolder en wat fatsoenlijke kleding aan. Hans keerde terug, samen met de agent. Hij stond klaar met pen en aantekeningenboekje. Of ik wist wat een nieuwe deur koste. Weet jij wat een nieuwe deur kost? Vroeg ik hem. Nou nee, dat wist hij ook niet en of dan toch maar een schatting wilde maken. Ik gaf een prijs op waar je waarschijnlijk wel twee deuren voor kunt kopen en misschien nog een rolluik ervoor met extra slot. Maar dat wist ik toen natuurlijk ook niet.

De dader zat op het trapje bij de buren. Een jonge, redelijk gespierde vent van een jaar of dertig. Timide. Pleister op zijn knie, glaasje water in de hand. Daar had de buurvrouw voor gezorgd. Terwijl ik mijn woede bijna niet de baas kon, spraken zij met hem. Rustig en vragend. Hans, de buren, de politieman en politievrouw. Ja, dan ga je iemand ook niet op de bek rammen. Hoewel ik nog nooit iemand heb geslagen, zou ik natuurlijk ook niet weten hoe dit uit zou pakken.

Nee, hij had niet gedronken. Hij had niets geslikt. Was ineens bang geworden en weggerend van het feest dat gaande was in het dorp. Had drie honderd meter gelopen, het hek van Eszti verrot getrapt, het rolluik voor de deur van de overburen gerampokt, een ruitje uit de voordeur van de buren getikt en had vervolgens onze voordeur eruit geramd. Hij wist het allemaal niet. En ook niet hoe hij in het zwembad van de buren terecht was gekomen. Ook niet waarom de buurman hem een knal voor zijn kop had verkocht. Alleen wist hij nog wel van het stroomdraad.

We hebben nieuwe buren aan de andere kant van ons huis. Schapen en geiten. En aangezien die beesten nogal eens uit willen breken, staat er geen hek maar zijn daar stroomdraden gespannen. Schrikdraad is er een goed Nederlands woord voor.

Ik vroeg hem of het pijn had gedaan, dat stroomdraad. Hij knikte een beetje zielig. Ik grijnsde: dat is dan een heel goed draad. Hij vond het minder leuk, maar ik voelde mezelf ineens wel heel erg grappig.

Ze verdwenen, de dader en de agenten. Zonder dwang stapte hij in de politieauto. Ons achterlatend in het ongewisse wanneer de recherche zou komen. We moesten wachten en alles laten zoals het was tot er onderzoek gedaan was.

Hans had ondertussen een plaat hout uit de garage gehaald en die op maat gezaagd en tegen de deurresten geschroefd. We keken elkaar aan, het was drie uur in de nacht. Die recherche kon ons wat, we gingen naar bed.

Tja, binnen zonder kloppen, het kost je je nachtrust, het kost je een houtplaat en het kost je dagen stofzuigen tot er geen glas meer te vinden is. Het geeft stress, het geeft onrust. Hoewel de titel van dit blog eigenlijk niet helemaal klopt, want binnen is hij niet geweest en of hij geklopt heeft, dat weten we niet want we sliepen. Maar ik neem aan dat dit niet het geval is geweest. Met een gestrekt been is het moeilijk kloppen.

De recherche kwam de volgende dag om 11 uur in de ochtend. Toen de meeste zooi al was opgeruimd. Gelukkig hadden we de foto’s nog.

Wespen telling.

Ik las vandaag in de Volkskrant dat er in Nederland is begonnen met het tellen van wespen. Negen dagen lang. Het is maar een half uur tot een uur per dag. De wesp schijnt, net als de bij, in steeds mindere aantallen voor te komen in Nederland.

Ook wil de Wespenstichting het imago van de wesp een beetje oppimpen. Dus niet de valse vanuit het niets om zich heen stekende etterbak. Maar de prachtige nesten bouwende, nuttige, luizenetende bloemen bestuiver. En nog veel meer nuttigs, maar daar kan ik nu even niet opkomen.

Nu treft het dat ik vandaag precies 28 jaar geleden opgestaan ben uit een wezenloos coma. Voor dat coma was slechts één steek nodig van één wesp. Hij prikte en een minuut later was het met me gedaan. Details daarover heb ik wel vaker beschreven en als u nieuwsgierig bent kunt u daar natuurlijk altijd naar vragen.

Ik was in bed. En de wesp ook. Ik had hem niet opgemerkt, maar in mijn slaap prikte hij in mijn been. Ik vermoed dat hij klem zat en toen maar zijn enige afweermechanisme gebruikte. Zijn angel met gif. De wesp wist natuurlijk niet dat ik hyper allergisch was. Ik wist dat zelf ook niet. Zelden, misschien twee of drie keer in mijn leven daarvoor, was ik door een wesp geprikt. De wesp was die keren ook in een benarde situatie. Hij vloog bijvoorbeeld in de mouw van mijn jas. Of die keer dat hij vast zat op mijn veelkleurige panty met zijn harige poten en juist omdat hij niet los kon komen, prikte hij mij. Het enige wat ik me daar dan wel van kan herinneren is dat het leek of er een brandende sigaar op mijn huid werd uitgedrukt. Toch kan ook deze uitdrukking niet helemaal de lading dekken, omdat er nog nooit een brandende sigaar op mijn huid is uitgedrukt. Wat wel de lading dekt is dat het aangeeft hoe gruwelijk zeer het bij mij deed.

Gelukkig door snel handelen van Hans en twee mensen van de ambulance kwam ik na een paar uur weer bij en daarom kan ik, nu 28 jaar later, deze blog schrijven. Als ik alleen was geweest, tja dan zou deze blog nooit tot stand zijn gekomen. Het is soms ook een kwestie van geluk.

Hier hebben we veel wespennesten. Ik weet er heel wat te zitten en ben dan ook altijd alert. Rond deze tijd worden ze wat lastiger, omdat ze veel op zoet af komen. Wat ik dan wel weer een grappig detail vond was de beschrijving die ik kreeg van de allergoloog, waar ik tien jaar onder behandeling ben geweest. Op het velletje papier stonden wat voorbeelden, zoals: zoveel mogelijk uit de buurt blijven van wespennesten. Oppassen bij vuilnisbakken. Voorzichtig bij struiken. Limonade of andere zoeten dranken altijd uit een glas drinken, nooit uit een blikje. Alcoholische versnaperingen vallen daar ook onder. Draag geen parfum tijdens de wespentijd. Draag geen bloemenjurkjes tijdens de wespentijd. Draag in wespentijd altijd je epi-pen bij je.

Die zinnen op dat velletje papier zitten natuurlijk nog steeds in mijn hoofd. Alleen dat bloemenjurkjes voorschrift lap ik al jaren aan mijn laars. Een mens moet soms gewoon risico durven nemen, niet waar?

Bestrijden wij nu al die wespennesten? Nou nee, niet allemaal. Behalve als ze in de aanval gaan. Dat ze vinden dat het hun dak is waarop jij zojuist water voor de vogels hebt bijgevuld. (Dit overkwam Hans een paar weken geleden en als hij niet zo snel uit de buurt was geweest, dan was het zeker niet bij die ene steek gebleven. Woest waren ze.) Of dat ze vinden dat het hun moestuin is en zeker niet die van jou. Ze gebruiken de watertoren als huisvesting en aangezien het hier de laatste maanden nogal dorstig planten weer is, moet ik daar toch wel dagelijks zijn. Maar ik ben zeker nog niet aangevallen. Als dat wel het geval is? Dan weet ik waar hun huis woont.

Of ik hier in Hongarije mee ga doen aan de wespen telling, weet ik nog niet. Het zou zomaar een dagtaak kunnen worden. Wat ik wel weet is dat de champagne nu koud ligt te worden in de koelkast. Een lekkere droge koude champagne en dat op een warme zomerdag in augustus. Nee, we zullen niet uit de fles drinken maar gewoon uit een glas.

Samoerai-wesp.

Ik zocht op het internet naar de herkomst van een wants en vond daarbij zijn volledig naam: Halyomorpha halys of Aziatische stinkwants. Het is dus een Aziaat. En deze Aziaat heeft geen vijanden in Europa. Of het moet de mens zijn natuurlijk.

Eigenlijk was mijn zoekterm: Waar dient de stinkwants toe? Het eigenlijke antwoord is: nergens toe. Er is (bijna) geen vogel die hem lust. Er is geen kikker die hem lust. Er is geen hagedis (ook niet de smaragd groene) die hem lust. En slangen, die eten ze ook niet. En dat zijn nou juist de vaste bewoners van de moestuin.

Ook zocht ik op of hij misschien kon dienen tot broodmeel of iets dergelijks, zoals wel meer insecten. Maar ook daar dient de stinkwants niet toe. En eigenlijk had ik het moeten weten, dat deze wants niet dient voor menselijk en/of dierlijk voedsel. Vriendin Ingrid had er ooit eentje in haar theepot zonder het te weten. Maar toen ze een slok van haar thee nam, ze vond het al heel vreemd ruiken, heeft ze liters water moeten drinken en handen vol drop moeten eten om van die smaak af te komen. En dan nog het verhaal van vriendin Zsuzsa die er eentje in haar mond had zonder het te weten. De wants zat tussen haar sla en viel niet op, maar toen ze hem doorbeet… nou ja, ik zal u de details besparen, maar het was zo goor dat ze bijna moest braken. De smaak heeft haar nog dagen achtervolgd.

Ik las ook: de geur van koriander. Maar wie van de geur van koriander houdt weet heel goed dat dit niet in de buurt komt bij de geur van een stinkwants.

Het is dus een bruin schildachtig insect met een ingebouwde stank-sproei-installatie. En hij houdt onder andere van tomaten. Nee, hij eet zich niet naar binnen maar maakt gaatjes in de schil. Dan gaat hij drinken tot zijn buikje vol is. Dan komt zijn zus, daarna zijn tweelingbroer, dan nog een broer, dan zijn moeder, dan zijn vader en als die allemaal hun buikje vol hebben komt de rest van de aangetrouwde familie met al hun kinderen. Als je pech hebt nemen ze zo een hele plant te grazen, waardoor de tomatenplant dood gaat. En als er nog wel tomaten aanzitten dan smaken ze naar wants. Stinkwants. Maar ook aubergine vinden ze niet te versmaden en pepers en paprika’s. Eigenlijk de hele familie van de aardappel. En snijbiet, die natuurlijk ook, hoewel dat dan weer geen familie is. Maar ook fruit, olijven en al het andere lekkers dat aan bomen of struiken hangt.

Omdat hij een Aziaat is, heeft hij weinig of geen vijanden. Geen beest die hem lust. Geen mens die hem lust. En als ik ze wil verjagen uit de moestuin trekken ze gelijk hun wapen. Een soort sproeipistool. En gadver de gadverdamme wat stinkt dat. De winkels staan sinds een paar jaar vol met spuitbussen met hun afbeelding erop. Maar wie wil er gif in zijn moestuin? Ik niet, dus dat gaan we niet doen.

Maar is er dan helemaal niets tegen deze stinkende onverlaten te doen? Jawel, onze kippen eten ze wel en nee, de eieren smaken er niet naar. Die kippen hebben waarschijnlijk zoveel zuur in hun maag dat het niet tot de eileiders kan komen. Dat vermoed ik, want eigenlijk heb ik er helemaal geen verstand van. Dus die kippen mogen dan zo af en toe de moestuin in, als is het een waar snackloket. Maar die komen dan weer niet hoog genoeg, ook al kunnen ze best hoog springen.

Toch is er een ander insect. Een ook Aziatisch insect dat korte metten kan maken met deze slurpende stinksoort. Zijn naam: Samoerai-wesp. Deze wesp is helemaal verzot op de eitjes van de stinkwants. Of beter gezegd, ze parasiteren op die eitjes. En met zo’n wesp is het dan natuurlijk snel gedaan met het nageslacht van de wants. Hij heeft deze naam te danken aan het feit dat hij uit Japan komt. Want voor de rest is het beestje totaal onschuldig. Hij heeft niet eens een angel.

In Noord-Italië zijn er proeven mee gedaan en tot groot geluk van de boeren en natuurlijk van kleine moestuinhouders, is die proef heel goed geslaagd. Het wordt nu alleen nog een kwestie dat deze samoerai-wesp hier zou willen wonen en een gezin zou willen stichten. Gezien de snoeihete temperaturen van de laatste tijd zou dat zomaar eens waar kunnen zijn.

Nu alleen nog zien of ik deze wesp, of de eitjes daarvan, ergens kan kopen. Dan wordt het alleen nog een kwestie van Japans leren.

En dan ook maar hopen dat deze wesp geen natuurlijke vijanden in Hongarije heeft. Mits hij een verborgen wapen heeft natuurlijk. Maar daar vindt de mens dan wel weer wat op.

Uitvinding die relatie reddend kan zijn.

Er zijn best veel uitvindingen die wij vandaag de dag als vanzelfsprekend vinden. Ik noem alleen maar een paar dingen waar ik in huis veel gemak van heb.

Laat ik beginnen met de stofzuiger. Hoe anders zou ik het huis beter kunnen ontharen? In ons geval zijn het katten-, honden- en mensenharen. De stofzuiger is daar volgens mij de beste methode voor. Of de koelkast en vrieskast. Op welke plek in het huis is er de beste mogelijkheid tot het koel of ijskoud bewaren van je etenswaren? Inderdaad, in die twee kasten. Anders blijf je maar boodschappen doen. Of heel natuurlijk de wasmachine. En misschien minder natuurlijk, maar wel een heel fantastische uitvinding, de vaatwasmachine. Allemaal apparaten die ons leven vergemakkelijken. En natuurlijk zijn er nog honderden andere te benoemen. Ik hoef de garage maar in te lopen en zie daar allerhande apparatuur die het tuinieren tot een hobby kunnen maken in plaats van een soort dwangarbeid.

Maar er is nog een ander apparaat. Eentje waarbij je niet zo snel denkt aan iets dat het gemak van de mens zou kunnen dienen. Het apparaat is goed voor alle relaties. Collega’s man of vrouw, sportvriend of vriendin, of juist je vriendin of vriend, of allerlei verschillende vrienden, of zelfs de relatie met je kinderen en nog vreemder ook de relatie met je huisdieren. Maar in dit geval gaat het over een relatie tussen ons. Hans en mij.

Het begon ooit met de vraag of ik het nog een keer kon zeggen, wat ik natuurlijk netjes deed. Maar gaandeweg gaat een mens toch vanzelf wel wat harder spreken, om zeker te weten dat je het niet nogmaals hoeft te zeggen. En dan is er ook nog een verschil tussen niet goed horen en niet luisteren, maar dit terzijde. De radio gaat steeds harder, de televisie natuurlijk ook. Het roepen of toeroepen van de huisdieren kan enorme vormen aannemen. Allemaal dingen die langzaamaan kunnen leiden tot kleinere irritaties.

Eerst dacht ik ook nog even dat het voor een deel aan de Hongaarse taal lag. Iemand vroeg bijvoorbeeld: hoe lang woon je al hier? Het antwoord was: ja, we hebben een hele grote moestuin. Of die keer dat ik aan een Hongaarse vriend vertelde dat hij iets harder moest spreken, omdat Hans het soms slecht hoort. Bij een volgende gesprek vroeg Hans (die had staan meeluisteren) aan iemand harder te spreken, omdat hij nogal een eiland was. Het verschil tussen süket (doof) en sziget (eiland) had Hans niet gehoord. En dan heb je natuurlijk de lachers op je hand. Behalve mijn lach. Want ook in de Nederlandse taal ging het steeds vaker mis. En mensen zijn soms te aardig. Die zeggen niet: waar heb jij het nou weer over? Heb je me wel goed gehoord? Maar meestal, als ik in de buurt sta, grijp ik toch in. Wat zeg jij nou? Heb je de vraag wel goed gehoord? En dat blijkt dan niet het geval te zijn en geeft hij, om het op zijn plat Rotterdams te zeggen, zijn bek ook maar een douw.

Dan komt het moment van het invullen wat je denkt te horen. In sommige gevallen kan dat leiden tot een enorme lachbui, maar in andere gevallen kan dat ook leiden tot een enorme ruzie. De lachbui is bijvoorbeeld: Hans weet je wanneer je het gras gaat maaien? Het antwoord was: waarom zou ik die kat weer aaien? Die zit al bijna de hele dag op mijn schoot! De andere versie is een slechter voorbeeld. Míp, weet jij misschien waar die zaklantaarn is gebleven? Mijn antwoord: ik heb geen idee, ik heb hem ook niet gezien, ik zou het echt niet weten. De slechte verstaander denkt te horen: ik heb geen idee, ben je het alweer vergeten? En op dat vergeten wordt dan gesuggereerd dat hij vooral vergeetachtig wordt en eigenlijk zijn eigen spullen niet meer terug kan vinden. Geen goed uitgangspunt voor een gezellig gesprek vond ik.

Waarom kom ik op dit verhaal? Welnu, zo’n zeven jaar geleden kwam de mooiste uitvinding in onze relatie tot werkelijkheid. Hoorapparaten. Er ging een wereld voor Hans open en voor mij niet minder. Hij hoorde weer vogels, luisterde vol overgave weer de prachtigste muziekstukken met tranen in zijn ogen. Dat luisteren deed hij normaal gesproken met de boxen op het hoogste volume, zodat je hier zowat het huis werd uitgeblazen. Maar dan nog had hij geen tranen in zijn ogen. Ik dan weer wel, omdat mijn oren zoveel geweld gewoon niet aankunnen. En ik hou best wel van een beetje luide muziek. Of, om het dan ook maar bij dat plat Rotterdams te houden, ik hou best wel van lekkere teringherrie. Maar ook telefoongesprekken waarbij er dan weer goede antwoorden kwamen op normale vragen. Zelfs zijn Hongaars ging ineens met sprongen vooruit, omdat hij nu de woorden beter in de context kon plaatsen. Een ontzettende win-win situatie.

Tot een paar weken geleden. Hij heeft al één paar versleten en zijn tweede paar is nog geavanceerder, kleiner en minder goed zichtbaar zelfs. Eerst gaf de linker het op, dat was op een vrijdag. Nadat we die terug hadden gebracht naar de oh zo aardige hoormevrouw, ging op maandag nummer twee op “niet horen”. De kleine apparaatjes werden ingenomen, in een doosje gestopt, het doosje verdween weer in een envelop met daarop een adres ergens in Engeland of Zwitserland. Over twee tot drie weken klaar. Wat? Nee, dat had hij niet goed gehoord. Jawel, dat had hij wel goed gehoord. Of er dan ook nog leenmodellen waren om die tijd op te vangen? Neen, die waren er niet. Klaar. Gewoon wachten. Wat is drie weken op een mensenleven?

Drie weken op een mensenleven kunnen heel zwaar zijn. Vooral als de toehoorder steeds harder moet schreeuwen, want van praten kan in zo’n geval geen sprake meer zijn, en dan nog steeds moet blijven herhalen (soms zegt hij dan ook: wat praat je toch veel). Ook omdat zijn gehoor er in de laatste jaren flink op achteruit is gegaan, zonder die apparaten. Laten we zeggen dat het volume hier in huis per dag toenam. Ook bij radio en televisie. Mijn zus Ineke had nog de suggestie om snel gebarentaal te gaan leren, maar helaas heb ik mijn handen al vol aan de Hongaarse taal. Komt nog bij dat niet luisteren daar ook een puntje van gemak was. Natuurlijk, het is mens eigen om soms niet goed te luisteren, maar in dit geval maakte dat de situatie niet gezelliger. Want ook de (niet) hoorder, als hij wel luistert, moet verschrikkelijk zijn best doen om het geluid om te zetten in woorden die hij herkent. Met andere woorden, het was best wel zwaar voor ons allebei.

Toen kwam het telefoontje. We zaten in de auto onderweg naar iets. Ik riep: nu? Allebei? Na twee weken? Ja, hoorde ik aan de andere kant. Ze zijn allebei klaar. De remmen piepte, de auto kwam tot stilstand, het stuur draaide en het gas ging er een beetje meer op. Zodoende stonden wij na een kwartiertje binnen bij de oh zo aardige hoormevrouw. Ze pakte de kleine apparaatjes uit, deed ze één voor één in zijn oren. Ze zag zijn lach en lachte mee. Al zijn boosheid, omdat het zo lang moest duren, verdween als sneeuw voor de zon. Hij boog zijn lange lichaam over haar heen, kuste haar op beide wangen en zei: je hebt mijn relatie gered! Zij vond het wat overdreven, maar ik niet.

Gevoelig dingetje.

Een kort vervolg op mijn voorgaande blog.

Toen we dachten dat we er waren, waren we er zeker nog niet. Toen de nieuwe, grotere kast, geinstalleerd werd zat daar ook gelijk een klein kastje bij die bij de minste geringste stroomstoring uitslaat. Bijvoorbeeld: is er iets mis in de keuken? Dan wordt dat deel van het stroomnet uitgeschakeld. Dit om kortsluiting te voorkomen. Een heel “gevoelig dingetje”.

Áron sloot alle draden weer aan, maar kon er niet achter komen op welke groep iets zat. Hij kon uit die dradenmassa geen plan herkennen of iets dat leek op een weldoordacht plan. Zodoende stapte ik in mijn sportschoenen om heen en weer te rennen en te ontdekken waar er stroom was. Het “gevoelige dingetje” had hij voor nu even uitgeschakeld. En zo rende ik van boven naar beneden, naar de garage, naar het buitenlicht, naar het binnenlicht en dan weer naar de badkamer. Dat was niet erg, want zo kwam hij erachter welke groep bij welk deel van het huis hoorde. Hij bracht alles in kaart met een heldere omschrijving. Nu werd het tijd om alle stroom er weer af te halen en het “gevoelige dingetje” terug te plaatsen om nu zodoende per groep te kunnen zien in welk deel van het huis het kwaad geschiedde.

Acht groepen. Waarvan eentje op de stroom bleef. Dat was de badkamer. Leek het vorige keer nog kermis, nu leek het wel hardcore disco. De een na de andere groep klapte eruit. Nu kon het ware onderzoek beginnen waar de problemen vandaan kwamen. Dat passeerde op donderdag 1 augustus.

Áron verscheen de volgende dag met een collega. Ze klommen als slingeraapjes de zolder op en aanschouwde daar iets wat ze nog nooit eerder hadden gezien. Oude, nieuwe en erg oude kabels lagen er door elkaar. Toen werd het uitzoeken en testen en nog eens testen. De temperatuur buiten klom op naar de 36 graden. Binnen ook, want de deur bleef open en de airco werkte (natuurlijk) niet.

In de middag leek het huis te worden bestormd. Twee man extra kwamen helpen om alle problemen te tackelen. Er vlogen codes door het huis waardoor er werd gerend van huiskamer naar slaapkamer, van Hans’ kamer naar de garage, van boven naar beneden. Nieuwe kabels werden getrokken, oude kabels eruit getrokken. Vrijdagavond om half zeven legde ze een noodverband aan via de boiler. Het “gevoelige dingetje” werd uitgeschakeld, zodat we zodoende stroom voor het weekend hadden. Maar wel met het verzoek om niet teveel tegelijk te gebruiken. Het gevaar was nog niet geweken. Maandagochtend nog een kleine klus om af te maken en dan zat het erop.

Maandagmorgen acht uur verscheen Áron met zijn collega. Het moet me van het hart dat deze gasten wel zo verschrikkelijk geduldig zijn (of lijken, maar we merkten eigenlijk weinig irritatie). Er moest een gat boven de stoppenkast komen. Daar waar voorheen ook zo’n speciaal dradengat zou moeten zitten. U kent ze wel, zo ergens bovenaan een muur, waar dan een klein plaatje voor zit, ik noem het maar controlegat, waar je dan kunt zien waar de bedrading zich bevindt. Want hoewel ik veel heb geleerd, zou ik de naam ervan niet weten. Dit controlegat was niet meer zichtbaar, omdat daar twee jaar geleden een splinternieuwe muur voor is geplaatst.

Na wat aanwijzingen vanaf de zolder zette Áron de zaag in de muur. En jawel, hij had precies goed gemikt. Een massa aan draden bleek daar verscholen te zitten. Alles werd genummerd en getest. Weer die hardcore disco door het huis. Aan het einde van de dag zag ik hun wit weggetrokken gezichten. Doodmoe van de verschrikkelijke ergernis door de chaos aan bedrading die ze steeds maar tegen kwamen. Ze zetten de kookplaat in werking, maar dat vond ik niet genoeg. De vriezer, de koelkast en ook de vaatwasser die vol stinkende afwas stond had ik toch graag voorzien van stroom. En het licht ook graag en als het kan ook de televisie vanwege de olympische spelen. Ze deden hun best en het meeste werkte toen ze vertrokken. Maar toen ik wat eten in voorbereiding had en de kookplaat aanzette, was dat het enige ding dat niet werkte. Ach, sla is ook eten. Nietwaar? En toen ik buiten kwam was dit mijn aanblik.

Erg hoopvol vond ik dat er niet uitzien. Maar volgens hen was het nu een kwestie van het aankoppelen van de juiste bedrading.

Dinsdagmorgen, klokslag acht uur. Áron vertelde dat het veel leek, maar dat dit toch wel met een paar uurtjes gebeurd moest zijn. Om één uur bracht hij zijn collega mee om het werk verder af te maken. Hoewel die mannen heel rustig zijn, soms bijna onzichtbaar lijken, nemen ze wel je hele huis in beslag. Denk daarbij aan de enorme stress en het gevoel dat dit probleem nooit of zeker niet snel opgelost kon worden. Als ik heel eerlijk ben verkeerde ik weleens in een betere staat. Vrolijker eigenlijk ook. Maar ik mocht natuurlijk niet laten blijken dat ik de moed al opgegeven had.

Ik zag steeds meer draden verdwijnen in de bijbehorende groep. En aan de houding van de jongens te zien leek het allemaal ineens heel voortvarend te gaan. Het ging ook voortvarend want ik zag en hoorde in huis de werking ervan. Licht, kookplaat, koelkast, vriezer, alles moest gecontroleerd. En alles werkte.

Dinsdagmiddag om half vijf namen we afscheid van beide mannen. Alleen één controle gat is nog open en een hanglamp. Daar moet nieuwe bedrading voor getrokken, maar de rest is nu piekfijn in orde.

Bij het zien van deze onderste foto ben ik toch maar blij dat ik er een kleine omschrijving van gemaakt heb. Want voor je het weet vergeet je hoe gevaarlijk en stressvol het eigenlijk was.

En dat “gevoelige dingetje”? Dat hoorde er in 2008 al bij te zitten en ook in 2022 toen alle nieuwe “stoppenkasten” werden geplaatst. Het is verplicht. Vooral om dit soort excessen zoals bij ons te voorkomen. Het vermoeden bestaat, dat zowel de eerste elektromonteur als nog een andere elektromonteur als Aittla het “gevoelige dingetje” niet hebben geplaatst, omdat daar dan teveel werk van zou komen. Tja, wat zal ik zeggen? Nee, ik zeg het niet en schrijf het ook niet. Alleen misschien dat mijn gevoelens voor dit soort mensen tot het vriespunt gedaald zijn. Dat komt mooi uit, het wordt deze week nog 40 graden.