Geen weg terug.

De week begon zo mooi. We haalden Frans en Dorothe op van het station in Pécs. Als het al niet warm was voor de tijd van het jaar zou je het er vanzelf warm van krijgen. Wat een heerlijk weerzien. Er viel zoveel te vertellen, te vragen en te luisteren. We lunchten, wandelden door de stad, reden naar huis en terwijl de zon zakte wilde het maar niet koud worden. Ondanks dat het al 28 oktober was.

De volgende dag dompelden wij ons onder in het (bijna baarmoederlijke) warme water van Harkány. We dobberden er heerlijk in rond. Het vertellen, vragen en luisteren was nog lang niet gedaan. Ook de warmte niet.

De dag erna, het was alweer hun laatste, werd een klussendag. Dorothe pakte een klus aan samen met Hans waar hijzelf al jaren niet aan toegekomen was. Alles gedoseerd, zodat er niet al teveel verwarring zou ontstaan. Na een uur mocht Hans met Frans een buitenklus gaan doen terwijl Dorothe binnen flink doorpakte. Het vertellen, vragen en luisteren hield ook die dag niet op. En de warmte ook niet.

Ondertussen belde ik de dierenarts. Brigi, die met de dag beter en beter ging, had nog steeds last van zijn ogen. Ze waren al vele malen beter dan toen hij bij ons kwam, maar toch een check van de dierenarts was hier echt bij nodig. En dan gelijk ook even zijn chip op onze naam laten zetten, dat was ook echt nodig. Nu waren we een paar dagen daarvoor ook al met hem onderweg naar de dierenarts die ons geholpen had, maar zijn stress in de auto was zo groot, dat we omgekeerd zijn. Nu belde ik een dierenarts die soms ook aan huis komt maar die vertelde dat ik toch naar hem toe moest komen. Frans stelde voor om te rijden, maar ik had een beter plan. Kornél is een dierenarts die geen praktijk heeft en alleen maar aan huis komt. Dat leek mij in dit geval het beste voor de hond.

Aan het einde van de middag verscheen Kornél. Hij bekeek Brigi en vroeg sinds wanneer hij last had van zijn ogen. Daar wist ik natuurlijk het antwoord niet op. Ik vertelde dat we hem van de straat geplukt hadden, dat hij een chip had die nog omgezet moest worden, omdat zijn eigenaar niet gevonden was. Hij haalde de scanner langs de chip, bekeek de gegevens ervan op zijn telefoon en sprak woorden die bij ons als een donderslag binnen kwamen. “Maar dit is de hond van mijn vriend!” Hij toonde de naam van de vriend en liet mij diezelfde naam in zijn telefoongegevens zien. Maar, wierp ik op, dat telefoonnummer is niet meer in gebruik! Hij drukte op de naam van zijn vriend en hoorde een stem zeggen dat dit nummer niet meer in gebruik is. Mijn hartslag bonkte weer terug naar normaal. Maar niet voor lang. Hij ging dit uitzoeken en zou mij de volgende dag terugbellen. Maar wel de mededeling van mij, als zijn vriend de hond niet terug wilde dat de hond hier zou blijven.

We brachten onze laatste avond door in de warmte van een mooie vriendschap. En natuurlijk bespraken wij de toekomst van Brigi. Het meest troostvolle vond ik, althans dat vertelde ik mezelf, dat hij dan terug zou gaan naar die mooie plek bij het bos. In alle vrijheid die een hond zich maar voor kon stellen. Ik zou dan wel een grote egoïst zijn om hem dat niet te gunnen. Maar gelukkig was dit niet het enige onderwerp van de avond. Het vertellen, vragen en luisteren hield ook deze avond niet op.

De volgende morgen brachten we Frans en Dorothe naar de trein. Bij het uitzwaaien op het perron overviel mij een leegte, maar tegelijk voelde ik een warmte van drie dagen die zo heerlijk waren geweest. Dat blijft altijd het positieve van heel fijn bezoek.

Het wachten op het telefoontje van de dierenarts werd een kwelling. Aan het einde van de middag vond ik het genoeg. Ik belde hem. Nee, hij had zijn vriend nog niet gevonden, wel een ander nummer gebeld waar ook niet opgenomen werd. De hoop sloeg toe. “Morgen laat ik het je weten”.

Gisterenmiddag kwart voor twee belde de vriend. De hond was weggelopen tijdens een enorme onweersbui. Ze hadden hem elke dag gezocht. Zijn dochter van zes was ontroostbaar geweest en huilde elke dag. Maar vandaag, zei hij, huilt ze van vreugde. In mijn hoofd doolden honderd vragen rond. Waarom hij zo bang was? Waarom ze hem niet als vermist hadden opgegeven? Waarom zijn telefoonnummer niet werkte? Waarom twee Nederlandse mensen, op het juiste adres, niets wisten van een vermiste hond? Op alles was een antwoord en nu moest ik mezelf bij elkaar pakken, omdat de hond zijn oude goede leven weer tegemoet mocht zien. Ik sprak mezelf toe dat dit niet over mij maar over Brigi ging. De man wilde gelijk komen maar ik verschoof de tijd naar vijf uur in de middag.

Om vijf uur stopte een auto, daaruit stapte een man van rond de zestig, een vrouw van een jaar of vijfentwintig en een kind van zes. Ik dacht aan vader, dochter en kleinkind. Hans liep naar de poort en legde zijn vinger op zijn mond. We moesten Brigi verrassen als hij zijn liefdevolle eigenaren weer terug zou zien. Brigi stond bij de poort, staart tussen de achterpoten en verdween naar binnen. Ik riep hen naar binnen, maar de man bleef buiten. Hij wilde eigenlijk gelijk gaan en zij, de jonge vrouw, was tenslotte de eigenaar van de hond. Ze riep zijn oude naam, Brigi kroop dieper weg. Ze bleef hem roepen, maar geen teken van herkenning of enthousiasme. Ze zakte huilend door zichzelf heen terwijl de man buiten stond te blaten hoe bang die hond voor mannen was. Ik voelde mijn bloed koken (nog steeds) en vertelde hem dat wij regelmatig mannen op bezoek hadden gehad, dat de hond inderdaad voorzichtig was, maar uiteindelijk altijd kwam. Zelfs bij Frans, die toch ruim twee meter is, had hij zichzelf zelfs gewoon aangeboden. Wat een eikel was die kerel.

Brigi drukte zich in de hoek. Ik riep zijn naam: Brigi! Kom maar, het is goed!. De vrouw, die nog steeds huilde, vertelde me dat ik de hond zo niet mocht noemen en dat hij Koli heette. Ik keek haar aan: Hier heet hij Brigi en daar luistert hij heel goed naar. Trut! Dat dacht ik, maar zei dat natuurlijk niet. Brigi kwam voorzichtig, keek naar haar, rook aan haar, draaide zich om en verdween weer naar zijn schuilplek. Ook op het jonge meisje reageerde hij totaal niet. Nu was ik in tranen. Wat gebeurde hier? Ik voelde me een verrader, omdat de hond terug moest naar mensen waar hij helemaal niets mee had, ook al had hij daar al zeven jaar gewoond.

De man maakte aanstalten om te gaan. Nee, zei ik. We gaan eerst eens even laten zien wat Brigi de laatste zes weken beleefd heeft. Ik liep naar de kamer opende mijn computer en Brigi kwam achter mijn stoel liggen. De vrouw keek hem met grote ogen aan, hij gunde haar geen blik waardig.

Ik toonde haar de foto’s. Brigi wandelend aan de lijn. Daar viel haar bek open, dit was onmogelijk. Hij had dit nog nooit toegestaan. Maar ze zag het, hij liep toch echt aan de lijn. Toen de foto dat ik hem aan het uitborstelen was. Maar dat had helemaal niet gemogen, deze hond had je moeten plukken. Maar, wierp ik tegen, hij zat helemaal vol met distels en hij stonk. Ja, wierp zij tegen, maar hij woont ook vlak bij het bos dat vol met distels zit. Er doemde mij een beeld op dat deze hond helemaal niet tijdens het weglopen vol met distels was komen zitten, maar dat dit zijn normale dracht was. Dat klopte. En daarna heeft Hans hem gewassen vertelde ik iets te venijnig. Op de foto waar Brigi samen met Hans in het gras zit reageerde ze stil. Hij komt nooit bij mannen. Nooit.

Mijn gevoel dat ik er goed aan had gedaan hen te verwelkomen vloeide langzaam uit mij weg. Ik voelde woede. Woede op mezelf, dat ik deze hond hier zat te verraden. Dat ik hem mee moest geven aan iemand die hij absoluut niet lief had. Maar ik ging door. De foto met het meisje dat Brigi heet. De foto samen met de honden in het gras. De foto die Hans op de facebook pagina had gezet, speciaal voor gevonden Bordercollies, waarop hij er zo verwaarloosd uitzag. Hans toonde tussendoor het filmpje dat hij achter mij aan kwam rennen. Boldog sprak ze, het woord dat de betekenis “gelukkig” heeft. Ja, boldog sprak ik.

Ik vertelde haar dat ik zijn ogen twee keer per dag schoonmaakte met gedestilleerd water en er daarna zalf op deed. Ze keek me nog een keer met grote ogen aan. Zijn ogen schoonmaken? Daar mag ik helemaal niet in de buurt komen. Toen besefte ik ook dat hij al lang ontstoken ogen had voordat hij wegliep. Dat hond zich niet verwaarloosd had nadat hij was weggelopen, maar ook dat dit zijn normale dracht was.

De man ijsbeerde en vond dat het wel lang genoeg geduurd had en zei nog terloops dat de hond wel mager was. In hoe korte tijd kun je iemand een eikel, een klootzak en een boerenlul tegelijk vinden. In een hele korte tijd.

Tijd om te gaan. Ik gespte zijn halsband vast, klikte zijn riem er aan. Ga je mee Brigi? Hij stond op, liep achter me aan, Hans gaf hem een laatste knuffel, ik gaf hem een laatste knuffel en bracht hem naar de auto. Zij zat in de auto en riep zijn oude naam. Hij draaide de riem om mijn enkels, niet van plan om in te stappen. Toen riep de vrouw “Brigi” en zijn oren kwamen omhoog, maar toch ging hij niet. Ik tilde hem in de auto, gespte zijn halsband los. Hij trilde, keek me aan. Mijn tranen vloeide en ik gooide de deur dicht.

Nee, er was geen weg terug. Als je iemand asiel geeft, dan zorg je daar goed voor. Maar als het land van herkomst veilig wordt genoemd, dan moet hij terug.

Dan stopt de discussie. Het doemdenken wordt gestaakt.

Ik kan de eerste bladzijde over het eerste deel dat hij hier is van hem lezen. Hij heeft mijn hele boek al uit. Daar waar ik nog steeds veel vragen heb over hem, heeft hij de antwoorden over mij al in zijn mooie koppie gestampt. Hij doorziet mij. Hij doorvoelt mij. Hij weet dat ik het allerbeste met hem voor heb. Hij wacht om het beste van hemzelf te laten zien.

Ik ga u waarschuwen: dit wordt een hele lange blog!!

Is hij weggelopen na een donderbui? Verdwaald is het bos? De verkeerde afslag genomen, waardoor zijn huis niet meer vindbaar was? En dat hij nu heel erg gemist zou worden? Dat kan.

Of is hij mishandeld vertrokken. Dat kan ook.

Is hij ontvoerd vanwege zijn ras? Zodat hij een loopse teef van hetzelfde ras zou kunnen bevruchten? Waarna er mooie puppies van zouden kunnen komen die veel geld op zouden kunnen brengen? Maar toen bleek dat hij gecastreerd was dat ze hem uit de auto hebben gedonderd? Dat kan.

Of is zijn baas overleden en wisten familieleden niet wat ze met hem aan moesten? Waarna ze hem uit de auto donderde, omdat ze niets met hem hebben? Dat kan.

Maar waarschijnlijk wel met een extra schop onder zijn kont. Dat kan ook.

Of heeft zijn eigen baas hem op transport gezet en daarna uit de auto gedonderd, omdat hij teveel geld ging kosten? Dat kan.

Maar dat hij mishandelt is, is zeker.

Al deze vragen hebben ons vier weken bezig gehouden. In die tussentijd zijn we natuurlijk wel voor hem gaan zorgen. Allereerst die jas van hem. Vol met distelklitten. En met vol bedoel ik heel erg vol. Geen plek onbedekt, één en al distel.

Na vijf dagen wegduiken en verstoppen had ik hem ineens bij zijn kladden. Hij gaf zich direct over. Ging op zijn rug met vier poten tegelijk ingetrokken. Een volledige overgave dus. En na ruim twee uur trekken en roskammen, terwijl haar kwijlend van genot op de veranda lag, had ik hem uit zijn jas geholpen. Misschien waren het wel drie winterjassen.

Op de voorgrond geen andere hond, maar het uitgekamde haar, inclusief alle distels, van meneer Brigi..

Het zogenaamde tot elkander komen vroeg om geduld. Dit laatste wel van mijn zijde. Steeds iets dichterbij en daarna weer snel wegduiken en verstoppen. Laat ik zeggen dat hij mijn geduld best wel op de proef stelde. Maar, zoals u al begrijpt, kan hij mij beter lezen dan ik hem.

Op de zevende dag, tja ik weet het het begint op een bijbels verhaal te lijken, lag hij heerlijk op zijn schuilplek in de zon de te slapen. Ik greep hem vliegensvlug in de nekvel en gespte zijn halsband om. Haakte de riem aan en probeerde hem mee te krijgen. Na veel tegenstribbelen en steeds weer zitten en/of liggen gaf hij zich over en liep aan de lijn met me mee. Ook nu toch ook weer in volle overgave, maar wel zonder kwijlen trouwens.

Sissi en Bence, heel nieuwsgierig hoe meneer Brigi daar toch gewoon lag te liggen.

Op de tiende dag werd het tijd voor een wandeling aan de riem. Kort, dicht bij mij, zodat hij mijn woorden zou kunnen begrijpen. Laat ik zeggen dat hij er niet al te enthousiast over was, maar het feit dat we gingen wandelen op de plek waar hij al dagen voor het hek naar uit zat te kijken, maakte hem best een beetje vrolijk. Deze wandeling herhaalden we een paar keer voor gewenning aan elkaar.

Op de twaalfde dag mocht hij dan eindelijk aan de lange lijn. Hij rende voor me uit, stond stil, keek achterom en wachtte tot ik weer bij hem was. Dit herhaalde zich de hele wandeling door. Dat gaf vertrouwen.

Aan de lange lijn, maar toch vrij genoeg. Geen getrek, alleen maar blijdschap.

En dan eindelijk, na twee weken hier te zijn aangeland kwam daar de grote spannende dag voor ons allemaal. Ik opende het hek, Sissi en Bence renden er als gewoonlijk doorheen. Hij keek naar mij, toen naar de vrijheid voor hem. Hij sprong met vier poten tegelijk, staartzwaaiend in de lucht. Hij keek weer naar mij en rende door het hek zo de wijde wereld in. Na drie meter stopte hij. Keek om en wachtte tot ik bij hem was. Hij herhaalde zijn staartwaaiende sprongen, rolde op zijn rug, liet zijn buik zien, vier poten ingetrokken en nadat ik hem geaaid had rende hij zo blij zoals ik een hond nog nooit blij had gezien.

Hij was blij, hij was vrij. Meneer Brigi tijdens zijn eerste vrije uitloop.

Wij kregen het gevoel dat we aardig wat terrein begonnen te winnen. Natuurlijk, hij is nog steeds schichtig en voorzichtig. Nog steeds bang voor mannen. Hoewel hij zich soms zelfs bij Hans aanbiedt voor een knuffel. Maar niet te lang en ook vooral niet te dichtbij.

Meneer Brigi, met Hans. Samen neus aan neus. Hij was zeker lief, maar zeker niet zeker.

Helaas, we moesten nu op zoek naar zijn verleden. We wilden weten of hij een chip had, dat zou het zoeken makkelijker maken. Maar toen hoorde ik dan ineens weer een verhaal van een vrouw die een totaal verwaarloosde hond van de weg oppikte en de reactie had van een hond die uit de auto was gedonderd, ermee naar de dierenarts ging, zijn chip liet uitlezen waar de naam en het telefoonnummer van de eigenaar op te lezen waren. Die eigenaar werd gebeld en wilde zijn hond héél erg graag terug. Een week later vond die vrouw diezelfde hond op diezelfde plek. Ze heeft hem meegenomen en hem nog een paar mooie laatste jaren gegeven. Zijn chip heeft ze nooit meer uit laten lezen.

Naar aanleiding van dit verhaal wilden we het voorzichtig aan doen. Alles met zekerheid weten voordat we Brigi terug zouden gaan brengen waar hij vandaan kwam. Als Brigi als vermist opgegeven zou zijn, zou het betekenen dat wij de hond gestolen zouden hebben.

7 oktober is Brigi 17 dagen bij ons. Vriendin brengt een geleende chip-scanner mee. Vakkundig haalt ze de scanner langs zijn voorkant. Scanner piept. Scanner geeft een getal van veel cijfers. Vriendin stuurt het getal door naar een vriendin. De vriendin van de vriendin stuurt het door naar de dierenarts. De dierenarts wil helpen, maar zegt wel: als alle gegevens kloppen, dan moet de hond terug naar zijn eigenaar. Mits die hem terug wil.

8 oktober. De eerste gegevens komen door. Brigi is negen jaar. Draagt een naam die ik hier niet ga noemen, omdat die te belachelijk is. En een belangrijk detail: hij is niet als vermist opgegeven.

We horen een tijdje niets. De spanningen stijgen.

Afgelopen donderdag komt het nieuws van zijn adres. Ik bekijk de plek op google maps en zie daar een pracht van een bosrijke omgeving. Ik voel iets borrelen. Als dit werkelijk zijn thuis is en de eigenaar zou hem terug willen, dan moet hij ook echt terug. Ik denk dat ik het wel dertig keer herhaald heb. Waarschijnlijk om mijzelf te overtuigen dat het vele malen beter voor Brigi zou zijn. Zo prachtig.

De vriendin van de vriendin woont niet al te ver van deze prachtige plek. Zij zal op zoek gaan naar de eigenaar. Pfff….

Ze vindt de plek. Maar vindt geen eigenaar. De mensen die er nu wonen, wonen er pas een week. De mensen die er daarvoor woonden hadden geen hond.

Onze vriendin belt ons met het feestelijke nieuws. We zijn blij.

Dierenarts laat weten dat er toch nog een telefoonnummer van de eigenaar is, dat telefoonnummer is hij verplicht te bellen.

De dierenarts belt het nummer. Het nummer bestaat niet meer. Het nummer is buiten gebruik.

Op vrijdag 18 oktober, vier weken nadat wij Brigi gevonden hebben, heeft Brigi een nieuw huis. Helemaal van hem, samen met katten, kippen en twee andere honden. Hij mag blijven. De dierenarts zet de chip over op onze naam en zijn nieuwe naam. Brigi-Kortleven-Molenkamp.

Onze grote dank gaat naar onze vriendin, de vriendin van onze vriendin en de dierenarts van deze vriendin. Zonder deze mensen hadden wij dit nooit kunnen doen. Het lijkt de oscar uitreiking wel.

De discussie is gestopt. Het doemdenken is voorbij.

Meeting Brigi.

Zijn roepnaam roept nog wel wat discussies op, maar is bepaald op het moment van de gebeurtenis.

De gebeurtenis vond plaats op 19 september 2024. Aan het einde van de middag tot vroeg in de avond. Eigenlijk ging het snel en zonder nadenken. Het ging vanuit het gevoel van onrechtaardigheid.

Eerst was er een vraag van vriendin Brigitta. Of Bence thuis was. Ik keek naar buiten zag Bence rondhobbelen in de tuin. Dus ja, die was thuis. Verder had ik eigenlijk geen vraag op deze vraag, alleen een antwoord. Maar bij Hans, die meer op de hoogte is van sociale media, viel het kwartje. Er loopt een bordercollie rond in het volgende dorp. Misschien verdwaald of zo. En dat was het dan voor dat moment.

Toen was daar het telefoongesprek, een paar dagen later, met Mimi. Het zou moeten gaan over een nieuw te plaatsen dakraam, maar daarbij had ze nog een prangende vraag. Of wij als bordercollie liefhebbers even bij dat loslopende beestje konden gaan kijken. Haar twee kinderen waren niet stil te krijgen door het grote verdriet van zo’n loslopende hond die bij hen al dagen voor de poort stond. Natuurlijk, ze zou hem met liefde binnen willen halen, maar haar eigen honden reageerden zo agressief op deze vreemdeling dat ze geen mogelijkheid zag het beestje binnen te halen. Maar de kinderen verweten hun moeder van alles en wilden zelfs niet meer gaan slapen. Hij zou verhongeren en dood gaan. Lijkt mij een mooie opvoeding als kinderen dat durven voelen en zeggen.

Ik riep Hans en legde halsband en riem klaar. Nee, nee, niet voor Hans, maar voor het geval de hond gevangen zou kunnen worden. We reden ons dorp uit, daarna de hoek om en daar lag de hond. Toen onze auto tot stilstand kwam sprong hij op, nieuwsgierig met de staart omhoog. Daarna weer de staart omlaag en plofte weer neer in het gras. Achter de auto vonden wij bakjes voor voer en water. Er zijn dus mensen die hem in de gaten houden.

We stapten op hem af. Nou ja, bijna geknield, om onszelf kleiner te maken. De hond stond op, maakte een rondtrekkende beweging en stak de weg over. Wij staken ook de weg over. Hij weer terug naar de overkant, wij ook weer terug naar de overkant. Zacht pratend op absurd aardige toon. Sommige honden zijn daar gevoelig voor. Deze duidelijk niet.

Een snelle blik op de hond liet zien dat hij ontstoken ogen had, een vacht vol klittenbollen en een schuin hangend oor, dat op oormijt wijst. Ja, ja, na 18 jaar honden doet een mens best wel wat kennis op. Er stopte een auto. De hond stond weer rechtop, maar liet zich weer in het gras zakken. Een ontzettend aardige vrouw vroeg of ze ons ergens mee kon helpen. Daarna nog een vrouw. En nog een vrouw. En toen een meisje, ik schat een jaar of 13. Allemaal kende ze deze hond die zich niet liet vangen. De schaaltjes voor eten en drinken waren van moeder en dochter, die elke dag die schaaltjes opnieuw vulden.

Na veel heen en weer lopen en steeds weer die weg oversteken, waar steeds weer auto’s in de remmen moesten, kwamen we tot de slotsom dat het meisje de hond zou benaderen. Ik gaf haar de halsband en de riem. De hond reageerde positief op haar en langzaamaan kwamen ze dichter bij elkaar. De hond lag plat voor haar, ze greep de hond in de nekvel en met een razend snelle beweging legde ze de halsband om de nek. En toen, klik, de riem eraan vast. We waren het met elkaar eens dat deze hond voor 99% zeker uit de auto was gezet. Het gedrag van blijven wachten en reageren op stoppende auto’s is daar een (niet zo mooi) voorbeeld van.

Brigi en Brigi.

Het publiek, dat intussen uitgegroeid was tot twaalf, stroomde toe. Een man begon de hond te knuffelen. Vast in zijn armen en al zoenend. Nu had ik daar even mijn bedenkingen bij, want ik zag daar toch echt vlooien lopen op die kop. Hans wilde de hond graag checken op geslacht, wat voorwaar niet makkelijk was. Met zijn handen de buik van de hond bevoelend, terwijl de hond tegenstribbelde van zoveel intimiteit. Hij was er niet echt van gediend. Een meisje, het is een meisje riep Hans. En terwijl wij daar stonden, glimmend van geluk dat het allemaal goed gekomen was, vroeg ik aan het meisje wat haar naam was. Brigi zei ze. En zo werd de hond opnieuw gedoopt en haar roepnaam werd Brigi.

Achterin de auto, met geen idee wat zijn toekomst zal zijn.

Eenmaal thuis, het begon al wat te schemeren, was daar de eerste kennismaking met de honden, Sissi en Bence. Dit soort kennismakingen gaan niet altijd gepaard met veel etiketten. Het is snuffelen, grommen, een beetje de lip optrekken en soms wat geblaf. Brigi liet het gelaten over zich heen komen. Wij maakten gelijk van de gelegenheid gebruik om haar ogen te druppelen en een pipet tegen het rondwandelende insectenparadijs in haar vacht leeg te spuiten. Toen vond ze het wel genoeg. Rukte zich los en nam de tijd om haar nieuwe omgeving te besnuffelen. Bij die rondgang viel iets op. Hoe plast een meisjeshond? Nou ja, zittend met één achterpoot schuin omhoog, de staart net boven het gras. Maar deze Brigi plaste toch echt anders. Fier staand, staart omhoog met één achterpoot helemaal omhoog. Brigi bleek toch een “hij”.

Toen ontstond natuurlijk de discussie over de naam. Nu weet een hond natuurlijk helemaal niet of hij een meisjes- of jongensnaam heeft, dat weten alleen mensen. Hans noemde hem Nélis, maar ik vond en vind de belofte aan het aardige meisje veel belangrijker. Dus het blijft Brigi, ook al is het een man.

Het gaat nog wel even duren voordat deze hond helemaal ingedaald is in het leven rondom ons huis. Met kippen in de vrije uitloop, maar dan ook echt heel vrij, twee poezen, ook in de vrije uitloop en ook heel vrij en twee honden met ieder een totaal eigen karakter.

En nu, een paar dagen later, doet hij het heel goed. Alleen zijn argwaan moet nog een beetje wegebben. En als dat eenmaal zo is en hij laat zich pakken, pas dan, ja, pas dan kunnen we hem wassen en knippen. Hem naar de dierenarts brengen voor een gezondheidscheck en misschien nog een kleine ingreep. We zijn er nog niet achter of hij gecastreerd is. Maar tot die tijd zal hij moeten blijven rondwandelen als een stinkende zwerver.

Wij verwachten dat hier een heel mooie lieve schattige hond onder zit. Maar geduld is in dezen natuurlijk een schone zaak.

Taal is een wonder.

Ik ga het niet hebben over het weer. Nou ja, heel even dan, maar dan moet het wel klaar zijn.

De laatste drie maanden was het godsliederlijk, ontiegelijk, afschuwelijk, schroeiend, loeiend heet. Zo heet, dat de moestuin grotendeels mislukt is. Zo, hebben we dat onderwerp ook gelijk gehad. Zo heet, dat bomen spontaan dood gingen of op zijn minst half juli al in de herfst stand gingen. Bladloos het einde van de zomer tegemoet. Zo heet, dat bloemen spontaan verschroeiden, ook al stonden ze in de schaduw en ook al kregen ze elke dag water. Zo heet, dat kippen als het ware gekookt werden in hun nachthok, maar dat kon voorkomen worden door het nachthok op een kier te zetten, ondanks het gevaar van een één of ander wildebeest dat zomaar naar binnen had kunnen glippen. Maar beter nog dan gekookt worden in je eigen verenpak. Zij hebben het overleefd. Wij gelukkig ook.

En dat is maar goed ook. Zoals ik al schreef bevonden wij ons op 11 juli van dit jaar in Budapest. En wel bij de Nederlandse ambassade om een nieuw paspoort aan te vragen. Hoewel mijn paspoort pas op 28 augustus verliep, wilde ik er graag op tijd bij zijn, omdat de wachttijden nogal eens op kunnen lopen. De verstrijkdatum van mijn paspoort is gekoppeld aan de verstrijkdatum van mijn Hongaarse ziektekostenverzekering. Dus 48 dagen leek mij voor een nieuw paspoort een ruime tijd. Wel kreeg ik een zogenaamd “volgnummer” mee waarmee ik kon achterhalen waar mijn paspoort zich bevond.

Zo rond half augustus begon ik hem toch wel een beetje te knijpen. Bij het intikken van mijn volgnummer hoorde ik steevast hetzelfde: uw paspoort is in behandeling. Dan moet ik wel zeggen dat zo’n volgnummer eigenlijk niet zoveel zin heeft. Of eigenlijk helemaal geen zin heeft. Maar op vrijdag 23 augustus kwam het verlossende antwoord van de ambassade. Mijn paspoort was daar en zou zo snel mogelijk worden opgestuurd. Ik berekende snel hoe dat zat met de data. Als zij het paspoort maandag de 26e zouden opsturen zou het de 27e met de post worden gebracht. Precies op tijd. Maar op de 28e was het nog niet binnen. Dan maar weer even een email versturen. Inderdaad, het paspoort lag daar nog in de la en zou de volgende dag op de post gaan en inderdaad vrijdag 30 augustus bracht de postbode een envelop met het paspoort. Om 11.45 uur. Op vrijdag sluit het ziektekostenverzekeringskantoor om 12.00 uur. En Pécs is langer dan een kwartier rijden, reken dan ook nog het zoeken van een parkeerplaats erbij en je komt een half uur te laat.

Op maandag 2 september om 09.00 stonden we voor de deur en mijn ziektekostenverzekering was ondertussen 8 dagen verlopen. Bedenk in deze periode van het jaar wat je allemaal zou kunnen overkomen. Een zonnesteek bijvoorbeeld. Of een wespensteek of erger nog de steek van een hoornaar. Of je struikelt over een tuinslang die al weken in de aanslag ligt om elke dag water te geven. Je verliest je evenwicht en breekt een arm. Dan heb ik het nog niet eens over een simpele zomergriep die je zomaar zou kunnen overkomen. Geen dokter die je helpt, je bent niet verzekerd. Maar gelukkig overkwam mij al deze rampspoed niet. Ik bleef gezond, kreeg geen steek van de zon of anders en viel niet over een tuinslang en ik brak al helemaal mijn arm niet.

We kwamen dus het ziektekostenverzekeringskantoor binnen en daar trof ik weer de dame die ik al jaren daar heb getroffen. Het viel mij de laatste keer op dat er zweetdruppels op haar bovenlip zaten. Maar dat zou ook aan de warmte hebben kunnen liggen. Het was vorig jaar toen Hans en ik wat vragen hadden over verloop data. In ieder geval is haar houding altijd vijandelijk en geeft ze je altijd het gevoel van “domme buitenlander”. Terwijl ik haar netjes in het Hongaars aanspreek. Vreemd genoeg staat er bij binnenkomst in dit kantoor een man die een bonnetje voor je trekt. Hij vraagt dan: Engels? Ja, dat is fijn. Doe maar Engels. En toch komen we steeds bij deze dame in kwestie terecht die geen woord anders spreekt dan Hongaars. Maar ik had een verrassing voor haar.

In de jaren dat ik niet op dit verzekeringskantoor kwam werkte ik ondertussen wel heel hard aan de taal. Een superlieve, mooie, geduldige juf, genaamd Timi die mij al jaren onderricht geeft in het Hongaars. Soms lijkt het, in mijn geval, trekken aan een dood paard, maar tegelijk kan zij het vuur voor de taal erin houden. Met andere woorden: ik leer heel erg veel van mijn juf. En wat fijner om al het geleerde in de praktijk te brengen bij een vrouw die buitenlanders niet zo hoog heeft zitten en haar minachting altijd laat voelen.

Daar zat ze dus. Met een gezicht als dat van Marjolein Faber, minister van asiel en migratie. Dat is ze niet, maar het zijn wel diezelfde harde chagrijnige trekken. Toen Hans ook nog binnen kwam lopen werd het nog erger. Maar…. ik was vrolijk. Begroette haar in het vloeiend Hongaars, wenste haar een goedemorgen en vertelde haar waarvoor ik kwam. Ze ging achterin haar stoel zitten, rechtop. Ik legde mijn paspoort neer en overhandigde haar mijn verlopen verzekeringsvelletje (want meer is het niet, een velletje, maar dat moet wel tien jaar leesbaar blijven). Ze vroeg om nog meer papieren, ik verwees haar netjes naar mijn paspoort waar alle benodigde paperassen inzaten. Ze ontdooide. Voor het eerst in 17,5 jaar ontdooide ze. (Ja, Marlou, echt waar!!) Ze blijkt zelfs een heel aardige lach te hebben, ook al ziet dat er best wel een beetje pijnlijk uit. Het viel mij binnen hoe machtig taal eigenlijk is. Hoe machtig het ook voelt als je het spreekt, waardoor alle vooroordelen ineens lijken te verdwijnen. Ze vulde het benodigde formulier in dat ik later moest ondertekenen. “Het is klaar zei ze. Dit is alles”. Oh gelukkig, riep ik, En nu ben ik verzekerd? Nee, dat was ik nog niet. Pas als de post het velletje zou overhandigen, dan pas was ik weer verzekerd. Het kon wel tot twee weken oplopen. Maar ze zou proberen of het met een week zou kunnen lukken. Kijk, win je eerst een glimlach en dan win je daarna ook nog een week wachttijd. Taal is een wonder!

Afgelopen dinsdag, een week na ons bezoek aan Pécs bracht de postbode een envelop met daarin het velletje. Ik kan weer opgelucht ademhalen. Want daarvan bleek dat ik die de laatste (onverzekerde) tijd toch best wel had ingehouden.

Binnen zonder kloppen

Een mooie titel voor een mooi popliedje. Romantisch en ook zielig vooral. Maar van romantiek was er in ons geval geen sprake. Van zielig wel een beetje.

Op die zwoele zaterdagavond, na een geselend hete dag, lekker op tijd naar bed. Zondagmorgen weer vroeg uit de veren. Om de zon voor te zijn.

Nou, dat hadden we gedacht. Om 0.15 werden we gewekt. Niet liefdevol, maar met een knal als een bominslag en daarna glasgerinkel.

Het is vreemd om zo wakker te worden. Je bewustzijn is nog in slaap, maar het lichaam richt zich op. Het eerst wat je gebruikt zijn je oren. Hoorden wij dit goed? En die vraag stel je dan ook aan elkaar: hoorde jij dat ook?

Dan schiet de slaapkamerdeur open. Twee bibberende honden aan het bed. Hoe komen die nou binnen? Die hadden we toch buiten gesloten? Dan stemmen buiten. Harde stemmen. Het lijkt op een heftige ruzie. Hans springt uit bed. Ik kwam ook uit bed, maar zo midden in de nacht ben ik een trage versie van mezelf. Op de trap hoor ik Hans brullen. Kom nu eens kijken! De deur ligt in de keuken! Ik herhaal diezelfde woorden maar dan met een vraagteken.

Inderdaad lag de deur in de keuken en de vloer bezaaid met glas en nu snapte ik ook hoe de honden binnen waren gekomen. De luide stemmen waren nu nog luider. Ik zag Hans nog net de opening doorlopen waar ooit die deur had gezeten, met in zijn hand het grootste keukenmes. Nu is dat best een vreemd gezicht je blote geliefde gewapend met een mes uit het oog te verliezen. Laat ik zeggen dat het niet echt senang voelde. Maar hij keerde snel weer terug door diezelfde opening en hing het mes weer terug. Terwijl ik daar nog steeds een beetje verdwaasd tussen de chaos stond. Was er iemand buiten? Was er iemand in de tuin?

Ik belde de politie. Een zachte vrouwenstem die mij vragen stelde. Ondanks haar zachte stem schreeuwde ik haar toe dat de politie moest komen. Dat ik heel erg bang was. Nou ja, eigenlijk niet helemaal voor rede vatbaar zeg maar. Op haar vraag of er nog iemand in huis was schreeuwde ik haar toe dat dit zo was. Mijn man! Of zij die dan mocht spreken. Iets rustiger vertelde ik dat hij haar niet zou kunnen verstaan. Ik zag zijn hoorapparaten nog op de oplader liggen. Ik gaf naam adres en ze zouden zo spoedig mogelijk komen. Na een kwartier, want je wordt best ongeduldig als je in onzekerheid leeft, belde ik weer. Ze waren onderweg.

Hans had zich ondertussen aangekleed en verdween. Op straat was het ondertussen rustiger er klonken alleen gedempte stemmen. Ik begon het glas weg te vegen om een weg te maken naar buiten. Om de plaats van het delict niet al teveel te veranderen liet ik de rest van het glas liggen. De politie verscheen na ruim drie kwartier.

Nu liep ik nog steeds rond in onderbroek en hemdje en had er niet aan gedacht mijn haar even snel op zolder te binden. Daar verscheen de agent in de opening en keek de keuken in. Tja, hij vond het ook wel heel vreemd dat die deur daar ineens maar zo lag. Hij vroeg mijn Hongaarse inwoners kaartje (waar naam en adres op staan vermeld) en vroeg of ik hier woonde. Dan gaan de hersenen toch raar werken. Ik besefte dat ik daar in onderbroek en hemd en een lange bos herrie op mijn hoofd, die nog niet gekamd was, er wel wat verwilderd uitzag, maar dat hij daardoor het adres niet kon lezen vond ik vreemd. Ik wees op het kaartje en of hij het nog eens wilde lezen. Hij knikte en verdween.

Dan toch maar eerst even mijn haar op zolder en wat fatsoenlijke kleding aan. Hans keerde terug, samen met de agent. Hij stond klaar met pen en aantekeningenboekje. Of ik wist wat een nieuwe deur koste. Weet jij wat een nieuwe deur kost? Vroeg ik hem. Nou nee, dat wist hij ook niet en of dan toch maar een schatting wilde maken. Ik gaf een prijs op waar je waarschijnlijk wel twee deuren voor kunt kopen en misschien nog een rolluik ervoor met extra slot. Maar dat wist ik toen natuurlijk ook niet.

De dader zat op het trapje bij de buren. Een jonge, redelijk gespierde vent van een jaar of dertig. Timide. Pleister op zijn knie, glaasje water in de hand. Daar had de buurvrouw voor gezorgd. Terwijl ik mijn woede bijna niet de baas kon, spraken zij met hem. Rustig en vragend. Hans, de buren, de politieman en politievrouw. Ja, dan ga je iemand ook niet op de bek rammen. Hoewel ik nog nooit iemand heb geslagen, zou ik natuurlijk ook niet weten hoe dit uit zou pakken.

Nee, hij had niet gedronken. Hij had niets geslikt. Was ineens bang geworden en weggerend van het feest dat gaande was in het dorp. Had drie honderd meter gelopen, het hek van Eszti verrot getrapt, het rolluik voor de deur van de overburen gerampokt, een ruitje uit de voordeur van de buren getikt en had vervolgens onze voordeur eruit geramd. Hij wist het allemaal niet. En ook niet hoe hij in het zwembad van de buren terecht was gekomen. Ook niet waarom de buurman hem een knal voor zijn kop had verkocht. Alleen wist hij nog wel van het stroomdraad.

We hebben nieuwe buren aan de andere kant van ons huis. Schapen en geiten. En aangezien die beesten nogal eens uit willen breken, staat er geen hek maar zijn daar stroomdraden gespannen. Schrikdraad is er een goed Nederlands woord voor.

Ik vroeg hem of het pijn had gedaan, dat stroomdraad. Hij knikte een beetje zielig. Ik grijnsde: dat is dan een heel goed draad. Hij vond het minder leuk, maar ik voelde mezelf ineens wel heel erg grappig.

Ze verdwenen, de dader en de agenten. Zonder dwang stapte hij in de politieauto. Ons achterlatend in het ongewisse wanneer de recherche zou komen. We moesten wachten en alles laten zoals het was tot er onderzoek gedaan was.

Hans had ondertussen een plaat hout uit de garage gehaald en die op maat gezaagd en tegen de deurresten geschroefd. We keken elkaar aan, het was drie uur in de nacht. Die recherche kon ons wat, we gingen naar bed.

Tja, binnen zonder kloppen, het kost je je nachtrust, het kost je een houtplaat en het kost je dagen stofzuigen tot er geen glas meer te vinden is. Het geeft stress, het geeft onrust. Hoewel de titel van dit blog eigenlijk niet helemaal klopt, want binnen is hij niet geweest en of hij geklopt heeft, dat weten we niet want we sliepen. Maar ik neem aan dat dit niet het geval is geweest. Met een gestrekt been is het moeilijk kloppen.

De recherche kwam de volgende dag om 11 uur in de ochtend. Toen de meeste zooi al was opgeruimd. Gelukkig hadden we de foto’s nog.