Eerste check. Het weerbericht bekijken in verband met aan te trekken kleding. Voor zondag was dat nog een korte broek en t-shirt. Voor vandaag een extra trui, winterjas, ijsmuts, wanten en een sjaal. Kaplaarzen staan buiten, die komen later.
Tweede check. Tekenpen. Ondanks, of juist dankzij, de steeds weer wisselende temperaturen is de tekenplaag dit jaar vroeg op gang gekomen. Onze honden en katten krijgen nog geen druppels, omdat er in die druppels zoveel troep zit dat we dit liever zoveel mogelijk beperken. Tijdens het wandelen controleren we de honden- en kattenjassen op inwoning en als die gevonden wordt doet de tekenpen het juiste werk.
Derde check epipen. Ook wespen zijn alweer volop in de running met het bouwen van nesten om te zorgen dat ook een volgende generatie mij het leven weer een beetje zuur kan maken. Niet dat ze nu op zoek zijn naar mij, maar het overkwam mij wel dat ik er bijna eentje in mijn hand had tijdens het kippen voeren. Gelukkig was dit nog een slome duikelaar want in de moestuin zijn ze vele malen actiever dan dit exemplaar. Zeker nu, toen ik hem van schrik onder mijn zool verpletterde.
Vierde check. Anti-mug. U begrijpt het al. Ook de muggen zijn zich op dit moment al tot een plaag aan het ontwikkelen. Door de zachte of eigenlijk geen winter is hun aantal niet geslonken. Hun dans in het luchtledige laat vele exemplaren zien die best wel dorstig zijn naar bloed.
Alles in gereedheid voor de ochtendwandeling met de honden. Die laten wij uit achter in de tuin. Dus kunnen we naar buiten zonder speciale handschoenen en een masker.
Als we boodschappen moet doen is er een andere check.
Eerste check. Handschoenen en een masker.
Tweede check. Pinpas, omdat met papier geld betalen niet geliefd is.
Derde check. Ach, die derde check hoeft nu eigenlijk niet meer maar het was een meetlat van anderhalve meter, zodat mensen precies weten hoe ver dat is. Eerst had ik het plan om mensen te vragen naar mijn lengte. Die is namelijk 1.62 m. Dus iets langer dan 1.50 m. Maar wel ongeveer in de buurt van de afstand die bewaard moet worden als je in de rij bij de kassa staat. Toen ik een man vroeg, die achter ons in de rij stond en met zijn kar steeds tegen mij aanduwde, wat meer afstand te nemen werd hij boos. Hij mumelde iets over onzin. Met nog een blik naar achteren begreep hij dat het menens was. Hij stapte terug tot er genoeg ruimte ontstond. Had hij dat niet gedaan, zo had ik verzonnen, dan zou ik mij op mijn rug op de winkelvloer vlijen en daarmee precies de afstand kunnen aangeven die aan iedereen gevraagd wordt. Toch is dat natuurlijk niet helemaal een goede oplossing. Je wordt er vies van en zo’n vloer is in deze tijd van het jaar ook nog eens ijskoud. Daarom bedacht ik een ander plan.
Zoals u weet zijn veel artikelen niet meer te koop. In Hongarije is dat vooral meel, bloem en broodmeel. Maar zeker als wij boodschappen gedaan hebben zijn de schappen van bruine bonen, linzen, witte bonen, kikkkererwten leeg. Net zoals de uien, prei en knoflook na onze komst volkomen uitverkocht zijn. Daarvan maken we dan heerlijke gerechten en het “ruften” kan beginnen. Wij noemen dit het anderhalve meter afstand dieet. En ik kan u verzekeren dat het helpt. Het helpt zelfs zo goed, dat er helemaal niemand meer achter ons wil staan. Tja, korona (in het Hongaars met een K) maakt inventieve dingen in de mens los.
Twee woorden: Ik Seponeer. Wist u dat tranen letters kunnen vergroten en dat je dan leest
Ik seponeer.
Drieënhalf jaar heeft het moeten duren, voordat die woorden eindelijk op papier konden worden gezet. Justitie heeft in al haar wijsheid deze woorden samengesteld. Met daar achteraan nog drie a-viertjes uitleg waarom ze tot die conclusie waren gekomen. Wel moet ik de complimenten maken aan de resercheurs. In hun proces verbaal hebben ze alles in goede bewoordingen weergegeven. Waarom we de zaden hadden besteld en tot welk doel die moesten dienen. Namelijk om cbd-olie te maken voor onze buurman met kanker en voor Hans die uitbehandeld was met prostaatkanker. Tevens las ik “nadat de bestelde zaden in beslag zijn genomen, hebben ze zich niet meer met deze zaden beziggehouden, ze verkrijgen deze (industriele hennep) ergens anders vandaan, ze bekomen deze van een officiele teler van industriele hennep”.
Die twee woorden: ik seponeer, maakte van onze grijze dinsdagmorgen ineens een dag om nooit te vergeten. Tranen, opluchting, blijheid, ja zelfs vloeken. Het leek alsof mijn huid ineens weer kon ademenen, dat er weer ruimte in mijn hersenpan kwam, dat mijn ogen weer beter konden zien. De stress van drieeneenhalf jaar leek mijn lichaam als een tsunami te verlaten en maakte plaats voor een gelukzalige ontspanning waarvan ik niet meer wist dat die nog bestond. Ik keek naar Hans. En zag zijn ogen glanzen, van de tranen maar ook omdat de doffe laag van de laatste jaren leek te zijn verdwenen. In één klap.
Dit is het antwoord op de vraag hoe het voelt om verdacht te worden van iets waar je niet schuldig aan bent en waar je het gevoel van krijgt dat er niet wordt gezocht naar de waarheid maar naar een middel om je alsnog achter de tralies te krijgen.
Maar justitie kwam er in al haar wijsheid achter dat er fouten waren gemaakt die ons niet konden worden aangerekend. Het bestelde zakje hennepzaden had voorzien moeten zijn een document. Daarop staat aangegeven welke soort, hoevel thc (mag op zijn hoogst 0,2% zijn, terwijl er in de wietversie minstens 12% zit) en hoeveel cbd de volgroeide planten bezitten. Dat document was door de leverancier niet meegestuurd.
Toch stonden ze er, die woorden: ik seponeer. En met die twee woorden kunnen we ons leven weer oppakken. Nieuwe plannen maken en doorgaan met waar we al mee bezig waren.
In de moestuin heb ik al een mooie ruimte gemaakt om hennep te gaan telen. Want ondanks de uitkomst van het onderzoek, waren we hier al mee aan de slag gegaan. Dit keer uit Hongarije, met op de zak een aangenaaid document. Eerst naar de burgemeester, dan naar een instantie waar het geregisteerd wordt en daarna naar de politie. Het dokument zal voorzien worden van stempels, handtekeningen en goedkeuringen van alle instanties. Met dit document is het namelijk toegestaan om zelf hennep te telen. Tja, we hebben veel geleerd de afgelopen drieenhalf jaar. Ook dat twee woorden: “ik seponeer” je leven weer terug geven.
Míp
en dan hier nog de foto na het openen van de envelop.
kortgeleden las ik een stuk in dagblad Trouw. Niet echt mijn krant maar Runa Hellinga, met wie wij bevriend zijn, schrijft soms fijne interessante informatie over Hongarije. Onderstaand stuk is niet van politieke aard maar geeft wel weer hoe de stand van het land kan zijn. Je moet wel op de link klikken om het stuk te lezen.
23 jaar geleden, het was op 16 augustus 1996, kwam ik er achter dat ik een wespenallergie had. Het was wel een beetje laat om erachter te komen, want na een minuut begon mijn lichaam tekenen te geven dat het niet helemaal goed met me ging. Om kort te zijn, want velen kennen mijn verhaal al, na anderhalve minuut verkeerde ik in een comateuze situatie. Mijn longen functioneerden nogal weinig en mijn hart tikte niet meer zoals het daarvoor deed. Als Hans niet zo snel een ambulance had gebeld lag ik nu keurig ergens op een begraafplaats met een steen aan mijn hoofdeinde. Ze hebben mijn leven gered, Hans en de ambulance broeder en zuster.
Na grondig onderzoek door de allergoloog bleek dat mijn allergie dodelijk was en bij een volgende steek zou ik dan helemaal geen tijd meer hebben. Ook geen minuut. Hij deed mij een voorstel, dat ik met beide handen aanpakte. Vijf jaar een wekelijkse injectie met wespengif, dat dan langzaam opgevoerd moest worden. Het begon met 1 miljoenste en steeds iets meer. Vijf jaar lang liet ik mij gelaten vergiftigen maar na uitvoerig onderzoek bleek ik niet al teveel antistoffen aan te maken. Een nieuw contract van nog eens vijf jaar werd snel getekend. In 2006 besloten wij te verhuizen naar Hongarije en sloot ik daarmee mijn kuur na tien jaar af. De allergoloog was er niet blij mee maar voorzag mij van allerhande handige tips en schreef mij anti-histamine en een nieuwe epi-pen voor. Die epi-pen, zo sprak hij, moet je altijd bij je dragen vooral als het augustus is.
Hier bij ons zijn veel wespen en niet alleen in augustus. Slechts in de koudste wintermaanden zijn ze niet actief. In de periode dat wij hier wonen ben ik vier keer gestoken. De eerste twee gaven geen resultaat behalve dan dat ik mij helemaal het lazerus schrok. De derde was een steek in mijn nek die zich omvormde als een soort olifantspoot. Mijn epi-pen gebruikte ik niet, omdat die alweer jaren over de datum was en tegelijk had ik geen verschijnselen die er op leken dat mijn reactie dodelijk was. Ik toog naar vrouw dokter, die keek nog eens goed en schreef mij ampullen met calcium voor die ik dan moest breken en samen met een beetje water moest opdrinken. Maar die had ik al van een vriendin gekregen en het had niet geholpen. Of ze geen anti-histamine kon voorschrijven. Ze keek me verbaasd aan. Wat wist ik van medicijnen? Nadat ik in het kort bovenstaand verhaal in half Hongaars had uitgelegd en begreep dat dit geen toeval was, schreef ze, zij het met wat tegenzin, het anti zwellings medicijn voor. Sinds die tijd bel ik haar als het medicijn op is en zij schrijft zonder morren de recepten uit. Hoewel steeds de vraag komt of ik er ook nog calcium bij wil hebben. Op mijn “nee” schudden zowel assistente als vrouw dokter hun hoofd. Tja, eigenwijze buitenlanders zijn er altijd.
Een paar weken geleden, het was op de dag af 23 jaar geleden dat ik mijn wederopstanding mocht vieren, ruimde ik wat verdorde bladeren van de snijbiet op. Natuurlijk niet met handschoenen, hoe stom. Ik rukte de verdorde bladeren er tussen uit en schoonde de plant weer mooi op. Toen ik bijna klaar was voelde ik een prikje (dus niet een wesp die zijn angel in één keer met heftig venijn in mijn huid boorde om zijn gif te spuiten) meer een soort waarschuwingsprikje. Ik zag de griezel weglopen op het blad en begreep meteen dat ik geluk had. Tientallen zaten er tussen de bladeren. Ik keek naar mijn vinger die opzwol, liep naar huis, trok uit de keukenla een doos anti-histamine, nam twee tabletten tegelijk in voor de zekerheid en liet mijzelf op de bank zakken. Mijn epi-pen had ik bij toeval vorig jaar in de vuilnisbak gegooid, omdat die alweer twaalf jaar over de datum was. Het voelde niet lekker in mijn hoofd. Hans, ondertussen door mij gewaarschuwd, vroeg mij op te staan om meteen naar de dokter af te reizen. Maar zowel mijn hoofd als mijn benen wilden niet meewerken. En met de woorden “het gaat niet goed!” Sleepte Hans mij de auto in. Onderweg voelde het alweer wat beter. Ramen wagenwijd open gaven weer wat lucht en even later vroeg ik of ik even proef mocht lopen om te bezien of mijn benen het weer deden. Die deden het, wankel maar ze liepen gewoon naast Hans over het pad. We keerden de auto en reden terug naar huis.
Vrijdag moest Hans weg en keerde heel kort daarna weer terug. “Ogen dicht en niet stiekum kijken”. Ik voelde iets om mijn middel, het was een piepklein tasje. In dat tasje een epi-pen. Ik kuste Hans en zei: kom, kunnen we gelijk snijbiet uit de moestuin halen. De pen is In de morgen besteld bij de apotheek en in de middag hier in huis. Zonder recept. Dit deel van het verhaal van Runa klopt niet helemaal. Maar de rest? Geloof het maar. Calcium is leuk voor mensen die niets mankeren. Maar voor de rest zul je je huisarts moeten overreden naar je te luisteren. Je komt er tenslotte niet voor je zweetvoeten. En by the way, de snijbiet staat er nog steeds. En het tasje draag ik om mijn middel, als is het mijn tweede huid. Lief hé, zo’n man!
Het is alweer even geleden dat wij de eerste berichten kregen. Op de fiets? Die route? Het antwoord daarop was: Ja en gaan jullie ook mee? Ik schoot in de lach, omdat in de meer dan twaalf jaar dat wij hier wonen ik mijn fiets amper had aangeraakt. Hooguit 70 kilometer had ik in al die jaren bij elkaar gefietst en dan ook nog eens in het eerste jaar.
Maar toch. We haalden de fietsen van zolder en bezagen welk een leed deze hadden ondergaan. Eerst tijdens de verhuizing waar mijn fiets nogal gekreukeld de verhuiswagen uit kwam. En nu, zoveel jaar later bleek mijn gel zadel te zijn ontploft door de hitte, stonden mijn banden leeg, deed mijn kilometerteller het niet meer en zat er nog steeds die rare slag in mijn voorspatbord. Hans’ fiets was er iets beter aan toe. Toch was ook die fiets niet reisvaardig zullen we maar zeggen.
Nu kan een fiets misschien niet reisvaardig zijn, maar is het lichaam dat wel? Op die vraag moest een antwoord komen. Wat kan een mens nog aan. Welnu, door te fietsen kun je veel ontdekken. Eerst korte stukken met weinig klimmmen. Dat ging goed. Nu Hans mij zo bezig zag ging het bij hem toch ook prikkelen. “Ik ga met je mee!” Riep hij. Ik zocht de fietsbroeken waarvan bleek dat die van Hans zijn beste tijd wel gehad had. Ik stond de mijne af, die mij toch te groot was en kocht zelf een nieuwe. Ondertussen waren er nieuwe zadels, de verlichting op orde, de slag uit mijn spatbord en nieuwe batterijen voor de kilometertellers. Zelf ben ik wel van het meten is weten en zonder zo’n teller weet je helemaal niets.
Langzaamaan begonnen we met beklimmingen. Stijl en lang. Omdat we dat nogal vroeg in de morgen deden hadden we weinig last van warmte en verkeer waardoor de spieren op het gemak uitgetest konden worden. Het zag er voorwaar niet slecht uit.
Eerlijk gezegd kregen we er best lol in. Daarna nog een volgende gemene klim om uit te proberen en naar aanleiding daarvan zouden we ons besluit nemen. Onderstussen bestookte Arwen mij met peptalk berichtjes, omdat zij er zeker van was dat het zou kunnen.
We namen een besluit. Ik zou gaan en Hans niet. Het zou teveel voor hem worden. Maar op het moment toen ik Zoli belde om te vertellen dat ik er klaar voor was hoorde ik Hans op de achtergrond. “Ik ga mee!” Besluiten zijn er om op terug te komen en zo geschiedde.
We kregen een e-mail met daarin drie grafieken voor drie dagen, want zo lang zou de fietstocht gaan duren. Ongeveer 175 km naar Gyugy vanaf Pécs. Ik zag Hans slikken. Grafieken zeggen mij niet zoveel. Nu ik er naar terug kijk weet ik wat ze betekenen. In een volgende e-mail werd het hele plan nog duidelijker. We zouden om de 10 kilometer stoppen en er ging een auto mee voor de bagage, fietsonderdelen, eten, drinken en een plaats voor een fiets en een persoon als iemand het even op moest geven als het te zwaar zou worden.
23 augustus was het dan eindelijk zo ver. We reisden af naar Pécs met de fietsen achterin. In de tuin van Vali en Zoli was het een komen en gaan van mensen die zich klaarmaakten voor de grote rit. Het was een warm weerzien met mensen van de pelgrimstocht en met een paar nieuwe geichten. Althans voor ons dan. Maar niet voordat een ballon met al onze namen zou worden losgelaten voor de naamdag van Bence. Want dat was tenslotte het doel. Fietsen naar de gedenkplaats van Bence. De eerste rit bracht ons naar Egyházaskozár, een ritje van slechts 64 kilometer. Ja, in Nederland zou dat echt niet heel veel zijn maar hier…….. We reden met z’n veertienen door de stad tussen het drukke verkeer door waarbij Zoli het bijkans aan de stok kreeg met een automobilist die vond dat we meer in de kant moesten gaan rijden. Wie de Hongaarse wegen kent weet dat dit tot de volkomen onmogelijkheden behoort. Dus we bleven rijden waar we reden. Niet veel later reden we op rustigere wegen met weinig verkeer. Slechte wegen, dat wel. Toen kwam de eerste beklimming. Als ware ik een rijdende douchekop zwoegde ik mij de weg omhoog. Maar niet ik alleen, al moet ik zeggen dat het sommige anderen iets makkelijker afging. Ook Hans zat mee in de groep en ik voelde mijn trots voor hem stijgen. Natuurlijk, hij had het niet makkelijk maar hij deed het wel. Gaande de dag werden de klimmen feller en gemener en gaande de dag was het goed te merken dat een lichaam best zo sterk als een beer kan zijn. Onderweg maakten we stops bij kroegen en winkels om zo ons vochtgehalte op pijl te houden en voedsel voor de energie. Deze dagen zou ik meer suiker en snoep eten dan ik normaal gesproken in een heel jaar nog niet bij elkaar zou eten. Maar we hadden het nodig, die energie. Toen we aankwamen in Egyházaskozár brandde de zon nog steeds fel maar de kamers waren luchtig en kompleet. We zouden slapen als rozen. Vooral omdat de wijn er flink inhakte tijdens het eten en daarna. Maar de onderlinge pret was er niet minder om. Hoewel Hans’ spieren die nacht wel opspeelden. Kramp. Maar een hete douche bood uitkomst.
Op dag twee reden we via Dombovár naar Igal. Een rit van 54 kilometer en gezien de grafiek zou het redelijk goed te doen zijn. Zoals ik al schreef: ik heb geen verstand van grafieken en dat bleek ook wel. Toch zaten er wel wat stukken vals plat en daar is mijn lichaam redelijk op gebouwd. Na langdurig overtuigen lukte het Hans de eerste paar kilometers in de auto te krijgen. Toch kennen maar weinig mensen zijn karakter. Afhaken komt niet in zijn woordenlijst voor. Bij de eerste stop in Dombovár stapte hij uit, pakte zijn fiets en maakte zich klaar voor de rest van de dag. Daar hou ik wel van, een beetje doorbijten moet kunnen. Om mezelf vooral te sterken hing de plaats Igal in mijn hoofd. Want daar was een cadeautje. Een heus kuuroord, dat ook nog eens recht tegenover onze slaapgeledenheid bleek te liggen. Maar dat was nog wel een paar uur van ons verwijderd.
Eerst maar eens op de pedalen. Het was heet en het was zweten en de hellingen waren straf. De afdalingen gelukkig ook. En sommigen wisten het al. Ze riepen me toe dat er een cadeautje aankwam. Zoli hield mij op de hoogte tijdens een eindeloze klim. “Zie je die toren daar” en wees naar iets dat nog ver was. Ja, die zag ik. Tot daar loopt de klim, daarna gaan we weer dalen. Jaren geleden, het was tijdens mijn fietsvakanties in Portugal, had ik mezelf al aangeleerd om tijdens een klim niet omhoog kijken maar alleen naar het asfalt. Ik geef toe je ziet weinig van de omgeving maar het helpt wel als je niet weet hoe ver het nog is. De afdalingen daarentegen gaven ook wel wat verschil te zien. Daar waar Hans met moeite de klim haalde zo hard vloog hij de afdaling af en haalde velen met gemak weer in. Het bord van Igal kwam eindelijk in zicht. Ik trapte met mijn laatste kracht nog flink de pedalen rond en zag het water van het kuuroord. Als zoutpilaren schoten we ons zwemgoed in en lieten ons lichaam zalven door het goddelijke warme water. Wat een heerlijkheid. Met Dalma, die een fantastische zwemster bleek, zwom ik nog een baan vrije slag die we tegelijk aantikten. Grappig dat we dit niet van elkaar wisten en nu wel. Maar de rek was er na die ene baan wel uit. Tijd om te relaxen.
Na het avondeten zaten we met de groep op het terras. De sfeer was heerlijk. De verhalen vlogen alle kanten op. Maar om half negen was het gebeurd. Ik moest naar bed. Bijna in slaap voelde ik iets kriebelen. Eerst in mijn haar, toen mijn gezicht en daarna een knisperend geluid op mijn kussen. Licht aan. Daar zag ik wat. Het was groen en niet klein. Het was een grashopper die mij uit mijn slaap hield. Nu was ik niet bang maar ik vond het wel irritant. Kleren aan en naar het terras. Met mijn handen een stuk uit elkaar vertelde ik dat er wel zo’n groot groen insect in de slaapkamer zat. Hans mee en die staat ook niet bekend om zijn geduld. Hij zag het insect en daarna niet meer. Volgens hem was het weg, volgens mij niet. Vali wierp zich op als beste insectenvanger ever. Samen zochten we, vonden hem, joegen hem in het gordijn en Vali zorgde voor de laatste klap, zodat de grashopper weer in de natuur belande waar hij dan ook hoort. Eindelijk slapen.
Dag 3. Onze laatste trip die zal leiden naar Gyugy, de herdenkingsplaats van Bence. Een tocht van ruim 58 kilometer. Zoli toonde mij nog eens de grafiek en wees mij op de valkuilen van deze dag. Ondertussen begon ik al meer van grafieken te begrijpen en bij het zien werd mij de adem bijkans ontnomen.
Let vooral op het begin, dan dat kleine piekje, dan die bulten erna.
Als je ergens aan begint maak je het af ook. Zo is altijd mijn credo. Maar allemachtig wat een helse tocht was deze dag. Vreemd genoeg vergeet ik ook steeds de afdalingen en onthou ik alleen de klimmen. Dalma, die soms alleen soms met Vali de rijen sloot, dus in veel gevallen achter mij, reed naast me. Ik riep dat ze gewoon door moest fietsen op haar eigen tempo. Maar nee, ze wilde graag de laatste blijven. Of alleen of samen met Vali. Vreemd genoeg is dat toch heel geruststellend. Dat er iemand achter je zit die veel sterker is. Ik kan het niet goed uitleggen maar het voelde in ieder geval goed. De ene verschrikkelijke klim na de andere diende zich aan. Soms stopte ik om even mijn benen bij te laten komen en ondertussen ook mijn kont want die werd ook wat gevoeliger van al de klimmen, dalen en zweten natuurlijk. Daarna fietste ik weer verder. En als het wat makkelijker ging vergat ik al die verdomde klimmen weer. Fijn zo’n geheugen.
Het was warm maar gelukkig ook bewolkt, zodat de zon voor even niet de huid zou verschroeien. We maakten mooie lange stoppen tussendoor, waardoor iedereen weer op adem kon komen. Bij de laatste stop zouden we lángos eten, maar helaas was die tent gesloten. Of ik dat heel erg vond weet ik eigenlijk niet. Lángos, je kunt het uren later nog eten. We vervolgden onze trip. Dacht ik dat we alles gehad hadden bleek toch dat ik de grafiek niet goed in mij opgenomen had. Heerlijk bospad zonder verkeer. Soms wel een slecht pad of zelfs wel een heel slecht pad. Toen die beklimming. Zanderig en stenen hels steil omhoog. Laagste versnelling, zon die doorbreekt en meteen alles verschroeid. Zweet in stralen die donkere kringen op de weg maken. Niet omhoog kijken. Dan zegt mijn lichaam dat het klaar is. Maar die had mijn karakter buiten de waard gerekend. Boven mij liep iedereen al (op de kleine dondersteen Zsofi na en als ik het mag geloven is Zoli toch ook weer opgestapt). Ik duwde mijn fiets, voelde nu niet mijn bovenbenen maar enkels en kuiten. Stoppen, even over de fiets hangen en weer door.
Nog even Míp! Riep Vali. Het is niet ver meer! Pfffffff.
En zo kwamen er nog een paar van die kleine venijnige en o zo gemene klimmen. De weg naar Bence was een kuitenbijter die het geheugen niet snel zal verlaten. Maar eerlijk is eerlijk, nooit maar dan ook nooit had ik deze ervaring willen missen. En Hans? Apetrots ben ik op hem, die eigenwijze donderstraal.
En zo gebeurde. Alle fietsen op rij en geen enkeling uitgezonderd.
Het was vorig jaar in september toen we ineens een hond zagen in de tuin van het leegstaande huis aan de overkant. Het huis zelf is onbewoond maar in de schuren heeft de eigenaar zijn machines staan. Landbouwmachines en een tractor. Even dachten wij dat hij de hond er achter had gelaten en zodoende kon dienen als waakhond. Een grote Duitse Herder, daar durft niemand langs te komen dachten we gelijk. Maar niet veel later bleek niet hij maar iemand anders de eigenaar van de hond te zijn. Onze burgemeester. We zagen haar dagelijks. Ze gaf de hond, die de naam Nero droeg, vers water en vers eten. Na enkele dagen ging Nero bekend gedrag vertonen. Gedrag van een hond die uit de auto gezet is (we komen ze hier met enige regelmaat tegen, vandaar de kennis van dit gedrag en niet omdat ik zoveel van honden weet). Hij stond voor het grote hek te wachten en dat wachten deed hij uren achter elkaar. Daarna ging hij blaffen en dat geblaf ging in de nacht over op huilen. Het geluid ging door merg en been en sneed in onze ziel, maar hield ons tegelijk ook uit de slaap. Na enige tijd werd het een klacht, omdat ook andere honden reageerden op het geblaf en gejank. We moesten iets doen voor deze eenzame blaffer. Met andere woorden: hij verdiende een beter leven dan alleen maar wachten en wachten in eenzaamheid. Het woord dierenmishandeling viel hier huis regelmatig.
Hans sprak met de burgemeester. Nou ja, het was vooral de vraag hoe lang dit nog ging duren. Nu had Hans al contact gehad met vrienden in Amsterdam die een grote voorliefde hebben voor Duitse Herders. Een jaar daarvoor hadden zij een hond van ditzelfde ras op jonge leeftijd verloren. Hun hart weende nog altijd na. Na enige beraad openden zij datzelfde hart en vertelden dat als het moest zij Nero zouden komen halen. Na de vraag haalde de burgemeester haar schouders op en zei: hát …ik weet niet hoe lang het gaat duren maar Nero mag niet weg. Haar kleindochter, een vrolijke peuter, was helemaal wild van Nero en die moest ze kunnen bezoeken. Op de vraag waarom Nero dan niet gewoon lekker thuis kon wonen was het antwoord iets langer maar ik schrijf het korter. Nieuwe vriend, heeft twee honden van een Italiaans ras die niet kunnen samenleven met Nero. En juist nu het vrouwtje zo graag wilde samenwonen met de eigenaar van de italiaanse honden. Dus woont Nero nu hier tot er een echte oplossing gevonden is. Maar, vertelde ze nog, Nero is niet ongelukkig. Hij is altijd blij als ik er ben. Dat was het antwoord, maar niet de oplossing.
De winter viel in. Nero’s eenzaamheid nam ernstige vormen aan. Het ijsberen langs het hek duurde langer samen met het blaffen en huilen. Inderdaad, de burgemeester had gelijk, de hond was altijd blij als hij haar zag. Maar, en excuuus voor mijn grofheid, wat wil je godver de godver als zo’n hond 23 uur en vijftig minuten alleen zit? Natuurlijk is hij dan blij! Want hij denkt elke dag weer dat hij gedumpt is! De klachten werden erger en als je in het dorp een klacht hebt dan ga je naar de…..inderdaad de burgemeester. Sommige avonden ging Hans, of anders ik, naar de overkant om de hond te troosten. Een aai over zijn kop, een goed gesprek en dan een lik over je hand van die enorme tong. Nero was gewoon een grote schat van een hond. Hans maakte nachtopnames van zijn gehuil en stuurde die naar de burgemeester. Ze reageerde niet. Ik schreef haar een bericht met de vraag of er een gesprek mogelijk was. Geen antwoord. Nogmaals dan maar die opnames maar dan van andere nachten. Geen reactie. Ondertussen kwam het stoom uit onze oren. Iemand stelde voor om de hond in de nacht in de garage op te sluiten en in de morgen weer los te laten. Waarschijnlijk geen goed plan want de burgemeester ging er niet op in. Nu lijkt het alsof wij de enigen waren maar niets is minder waar. Alleen de doven in dit dorp hadden goede nachtrust.
De dagen gingen weer wat lengen maar Nero werd er niet gelukkiger van. Toen, op een dag in april, was er toch weer een gesprek samen met haar nieuwe vriend die Hans meteen toeschreeuwde dat hij op moest donderen naar Nederland. Geen aardige reactie maar ook zeker geen oplossing van het probleem, omdat de andere dorpsbewoners niet zomaar naar Nederland konden vertrekken en zij dus gewoon last bleven houden van de hond. Schijt aan alles dus. Maar rustig blijven en in gesprek blijven, dat was mijn motto voor dat moment.
Eindelijk in mei kwam het verlossende bericht. “Als de Hollanders Nero willen hebben kunnen ze hem op komen halen”.
Ondertussen moesten zaken als injecties, paspoorten en afstandsverklaring geregeld voordat Anton en Laurien zouden vertrekken met Nero. Eind mei arriveerden ze. Ze bleven drie dagen om Nero te observeren maar ook om aan hem te wennen. Ze kamden hem. Speelden met hem. Liepen aan de riem. En Nero was de meest voorbeeldige hond alller honden. Op 30 mei is hij vertrokken. Naar Amsterdam. Hartje centrum. Daar is zijn nieuwe leven. Na wat wennen aan al die miljoenen prikkels per dag (honden, katten, fietsen, auto’s, trams, geurtjes, honderden geurtjes en heel veel mensen) kunnen we zeggen dat de missie geslaagd is. Nero heet nu geen Nero meer maar Iroas wat Grieks is voor held. Held omdat hij in negen maanden eenzaamheid nog altijd lief is gebleven.
Nero tijdens zijn eenzame verblijf met alleen een bal als vriend.
Nero tijdens de gewenningsperiode met zijn nieuwe baasjes. En het afscheid van zijn oude bazin.
Nero onderweg naar zijn nieuwe bestemming waar hij twee dagen later aan zou komen.
Held in Amsterdam. Samen met de bazin op de bank met naast hem zijn vriend, de bal. Held in Amsterdam, letterlijk uitgevloerd na een heerlijk pittige wandelen. Hier ook nog steeds met zijn vriend, de bal.