Fefe, poes met de opgestroopte mouwen.

Als je de foto’s hieronder bekijkt zou je niet zeggen dat deze poes zo’n bijnaam kon dragen. Die opgestroopte mouwen. Je kon het aan haar houding zien. Op weg naar iets. In draf. Met een dans in haar tred. Als een ballerina eigenlijk, maar dan met opgestroopte mouwen. Onderweg naar een snackloket. Feilloos vond ze dan nesten vol lekkere muizen of jonge ratjes. Helaas zaten daar dan ook nog weleens vogelnestjes tussen. Want dankzij Fefe heb ik ooit een roodborstje van heel dichtbij kunnen heel goed kunnen bekijken. Helaas voor het roodborstje, want het was wel dood.

Ze at niet alles op, want vaak bracht ze ook dingen thuis. Het liefst in huis en anders dan maar op de deurmat. Vooral met blote voeten niet zo’n prettige ervaring. In het geval van die ratjes en muizen was ik daar dan ook minder blij mee. In het geval van het roodborstje vond ik dat dan wel weer bijzonder om dit eens van dichtbij te bewonderen.

Maar flemen kon ze ook. Vooral bij Hans op schoot en ook vooral sinds hij een baard heeft. Maar ook na een “Nee! Fefe! Nu! Even! Niet!” zocht ze haar weg om vervolgens gewichtloos haar plaats in te nemen zonder dat Hans daar dan erg in had. Ze rekte zich uit tot een meter poes, aaide met haar voorpoot zijn baard (gelukkig altijd zonder nagels) en daarna kon het koppies geven beginnen.

Toen wij nog niet zo lang geleden haar moeder Zsazsa moesten laten inslapen zei ik tegen Hans: zou het toch mogelijk zijn dat één van onze dieren gewoon dood gaat. Ik bedoel, dat wij niet altijd moeten ingrijpen, dat zo’n beest gewoon in slaap valt en niet meer wakker wordt? Dat je niet dat vreselijke schuldgevoel hebt om, of dat je toch te lang gewacht hebt of dat je het gevoel krijgt toch te vroeg te hebben ingegrepen? We waren het er samen over eens, dat dit voor zowel het dier als voor ons heel fijn zou zijn. 

Gisterenmorgen kwam ik haar tegen op de veranda. Zittend, starend naar de muur, vlakbij de deuropening. Ze miauwde klagelijk. Ik schoof het vliegergordijn opzij, maar ze snapte de deuropening niet. Ik bracht haar binnen, ze leek nogal wankel. Maar een minuut later rende ze toch weer vrolijk naar buiten. Toch, we waren er niet gerust op. Ze bleef wel een beetje rondwandelen, soms doelloos met een vreemde afstandelijke blik. 

Gisterenmiddag, ik was alleen in huis, ruimde nog wat spullen op. Mijn blik ging door het huis, op zoek naar de poes. Op plekken waar ze normaal gesproken zou kunnen zijn. Daar waar de zon schijnt. Ik liep naar de serre en ga ervan uit dat ze haar naam tot in Pécs hebben kunnen horen. Zo voelt dat dus als een huisdier zelf dood gaat.