Meeting Brigi.

Zijn roepnaam roept nog wel wat discussies op, maar is bepaald op het moment van de gebeurtenis.

De gebeurtenis vond plaats op 19 september 2024. Aan het einde van de middag tot vroeg in de avond. Eigenlijk ging het snel en zonder nadenken. Het ging vanuit het gevoel van onrechtaardigheid.

Eerst was er een vraag van vriendin Brigitta. Of Bence thuis was. Ik keek naar buiten zag Bence rondhobbelen in de tuin. Dus ja, die was thuis. Verder had ik eigenlijk geen vraag op deze vraag, alleen een antwoord. Maar bij Hans, die meer op de hoogte is van sociale media, viel het kwartje. Er loopt een bordercollie rond in het volgende dorp. Misschien verdwaald of zo. En dat was het dan voor dat moment.

Toen was daar het telefoongesprek, een paar dagen later, met Mimi. Het zou moeten gaan over een nieuw te plaatsen dakraam, maar daarbij had ze nog een prangende vraag. Of wij als bordercollie liefhebbers even bij dat loslopende beestje konden gaan kijken. Haar twee kinderen waren niet stil te krijgen door het grote verdriet van zo’n loslopende hond die bij hen al dagen voor de poort stond. Natuurlijk, ze zou hem met liefde binnen willen halen, maar haar eigen honden reageerden zo agressief op deze vreemdeling dat ze geen mogelijkheid zag het beestje binnen te halen. Maar de kinderen verweten hun moeder van alles en wilden zelfs niet meer gaan slapen. Hij zou verhongeren en dood gaan. Lijkt mij een mooie opvoeding als kinderen dat durven voelen en zeggen.

Ik riep Hans en legde halsband en riem klaar. Nee, nee, niet voor Hans, maar voor het geval de hond gevangen zou kunnen worden. We reden ons dorp uit, daarna de hoek om en daar lag de hond. Toen onze auto tot stilstand kwam sprong hij op, nieuwsgierig met de staart omhoog. Daarna weer de staart omlaag en plofte weer neer in het gras. Achter de auto vonden wij bakjes voor voer en water. Er zijn dus mensen die hem in de gaten houden.

We stapten op hem af. Nou ja, bijna geknield, om onszelf kleiner te maken. De hond stond op, maakte een rondtrekkende beweging en stak de weg over. Wij staken ook de weg over. Hij weer terug naar de overkant, wij ook weer terug naar de overkant. Zacht pratend op absurd aardige toon. Sommige honden zijn daar gevoelig voor. Deze duidelijk niet.

Een snelle blik op de hond liet zien dat hij ontstoken ogen had, een vacht vol klittenbollen en een schuin hangend oor, dat op oormijt wijst. Ja, ja, na 18 jaar honden doet een mens best wel wat kennis op. Er stopte een auto. De hond stond weer rechtop, maar liet zich weer in het gras zakken. Een ontzettend aardige vrouw vroeg of ze ons ergens mee kon helpen. Daarna nog een vrouw. En nog een vrouw. En toen een meisje, ik schat een jaar of 13. Allemaal kende ze deze hond die zich niet liet vangen. De schaaltjes voor eten en drinken waren van moeder en dochter, die elke dag die schaaltjes opnieuw vulden.

Na veel heen en weer lopen en steeds weer die weg oversteken, waar steeds weer auto’s in de remmen moesten, kwamen we tot de slotsom dat het meisje de hond zou benaderen. Ik gaf haar de halsband en de riem. De hond reageerde positief op haar en langzaamaan kwamen ze dichter bij elkaar. De hond lag plat voor haar, ze greep de hond in de nekvel en met een razend snelle beweging legde ze de halsband om de nek. En toen, klik, de riem eraan vast. We waren het met elkaar eens dat deze hond voor 99% zeker uit de auto was gezet. Het gedrag van blijven wachten en reageren op stoppende auto’s is daar een (niet zo mooi) voorbeeld van.

Brigi en Brigi.

Het publiek, dat intussen uitgegroeid was tot twaalf, stroomde toe. Een man begon de hond te knuffelen. Vast in zijn armen en al zoenend. Nu had ik daar even mijn bedenkingen bij, want ik zag daar toch echt vlooien lopen op die kop. Hans wilde de hond graag checken op geslacht, wat voorwaar niet makkelijk was. Met zijn handen de buik van de hond bevoelend, terwijl de hond tegenstribbelde van zoveel intimiteit. Hij was er niet echt van gediend. Een meisje, het is een meisje riep Hans. En terwijl wij daar stonden, glimmend van geluk dat het allemaal goed gekomen was, vroeg ik aan het meisje wat haar naam was. Brigi zei ze. En zo werd de hond opnieuw gedoopt en haar roepnaam werd Brigi.

Achterin de auto, met geen idee wat zijn toekomst zal zijn.

Eenmaal thuis, het begon al wat te schemeren, was daar de eerste kennismaking met de honden, Sissi en Bence. Dit soort kennismakingen gaan niet altijd gepaard met veel etiketten. Het is snuffelen, grommen, een beetje de lip optrekken en soms wat geblaf. Brigi liet het gelaten over zich heen komen. Wij maakten gelijk van de gelegenheid gebruik om haar ogen te druppelen en een pipet tegen het rondwandelende insectenparadijs in haar vacht leeg te spuiten. Toen vond ze het wel genoeg. Rukte zich los en nam de tijd om haar nieuwe omgeving te besnuffelen. Bij die rondgang viel iets op. Hoe plast een meisjeshond? Nou ja, zittend met één achterpoot schuin omhoog, de staart net boven het gras. Maar deze Brigi plaste toch echt anders. Fier staand, staart omhoog met één achterpoot helemaal omhoog. Brigi bleek toch een “hij”.

Toen ontstond natuurlijk de discussie over de naam. Nu weet een hond natuurlijk helemaal niet of hij een meisjes- of jongensnaam heeft, dat weten alleen mensen. Hans noemde hem Nélis, maar ik vond en vind de belofte aan het aardige meisje veel belangrijker. Dus het blijft Brigi, ook al is het een man.

Het gaat nog wel even duren voordat deze hond helemaal ingedaald is in het leven rondom ons huis. Met kippen in de vrije uitloop, maar dan ook echt heel vrij, twee poezen, ook in de vrije uitloop en ook heel vrij en twee honden met ieder een totaal eigen karakter.

En nu, een paar dagen later, doet hij het heel goed. Alleen zijn argwaan moet nog een beetje wegebben. En als dat eenmaal zo is en hij laat zich pakken, pas dan, ja, pas dan kunnen we hem wassen en knippen. Hem naar de dierenarts brengen voor een gezondheidscheck en misschien nog een kleine ingreep. We zijn er nog niet achter of hij gecastreerd is. Maar tot die tijd zal hij moeten blijven rondwandelen als een stinkende zwerver.

Wij verwachten dat hier een heel mooie lieve schattige hond onder zit. Maar geduld is in dezen natuurlijk een schone zaak.

Taal is een wonder.

Ik ga het niet hebben over het weer. Nou ja, heel even dan, maar dan moet het wel klaar zijn.

De laatste drie maanden was het godsliederlijk, ontiegelijk, afschuwelijk, schroeiend, loeiend heet. Zo heet, dat de moestuin grotendeels mislukt is. Zo, hebben we dat onderwerp ook gelijk gehad. Zo heet, dat bomen spontaan dood gingen of op zijn minst half juli al in de herfst stand gingen. Bladloos het einde van de zomer tegemoet. Zo heet, dat bloemen spontaan verschroeiden, ook al stonden ze in de schaduw en ook al kregen ze elke dag water. Zo heet, dat kippen als het ware gekookt werden in hun nachthok, maar dat kon voorkomen worden door het nachthok op een kier te zetten, ondanks het gevaar van een één of ander wildebeest dat zomaar naar binnen had kunnen glippen. Maar beter nog dan gekookt worden in je eigen verenpak. Zij hebben het overleefd. Wij gelukkig ook.

En dat is maar goed ook. Zoals ik al schreef bevonden wij ons op 11 juli van dit jaar in Budapest. En wel bij de Nederlandse ambassade om een nieuw paspoort aan te vragen. Hoewel mijn paspoort pas op 28 augustus verliep, wilde ik er graag op tijd bij zijn, omdat de wachttijden nogal eens op kunnen lopen. De verstrijkdatum van mijn paspoort is gekoppeld aan de verstrijkdatum van mijn Hongaarse ziektekostenverzekering. Dus 48 dagen leek mij voor een nieuw paspoort een ruime tijd. Wel kreeg ik een zogenaamd “volgnummer” mee waarmee ik kon achterhalen waar mijn paspoort zich bevond.

Zo rond half augustus begon ik hem toch wel een beetje te knijpen. Bij het intikken van mijn volgnummer hoorde ik steevast hetzelfde: uw paspoort is in behandeling. Dan moet ik wel zeggen dat zo’n volgnummer eigenlijk niet zoveel zin heeft. Of eigenlijk helemaal geen zin heeft. Maar op vrijdag 23 augustus kwam het verlossende antwoord van de ambassade. Mijn paspoort was daar en zou zo snel mogelijk worden opgestuurd. Ik berekende snel hoe dat zat met de data. Als zij het paspoort maandag de 26e zouden opsturen zou het de 27e met de post worden gebracht. Precies op tijd. Maar op de 28e was het nog niet binnen. Dan maar weer even een email versturen. Inderdaad, het paspoort lag daar nog in de la en zou de volgende dag op de post gaan en inderdaad vrijdag 30 augustus bracht de postbode een envelop met het paspoort. Om 11.45 uur. Op vrijdag sluit het ziektekostenverzekeringskantoor om 12.00 uur. En Pécs is langer dan een kwartier rijden, reken dan ook nog het zoeken van een parkeerplaats erbij en je komt een half uur te laat.

Op maandag 2 september om 09.00 stonden we voor de deur en mijn ziektekostenverzekering was ondertussen 8 dagen verlopen. Bedenk in deze periode van het jaar wat je allemaal zou kunnen overkomen. Een zonnesteek bijvoorbeeld. Of een wespensteek of erger nog de steek van een hoornaar. Of je struikelt over een tuinslang die al weken in de aanslag ligt om elke dag water te geven. Je verliest je evenwicht en breekt een arm. Dan heb ik het nog niet eens over een simpele zomergriep die je zomaar zou kunnen overkomen. Geen dokter die je helpt, je bent niet verzekerd. Maar gelukkig overkwam mij al deze rampspoed niet. Ik bleef gezond, kreeg geen steek van de zon of anders en viel niet over een tuinslang en ik brak al helemaal mijn arm niet.

We kwamen dus het ziektekostenverzekeringskantoor binnen en daar trof ik weer de dame die ik al jaren daar heb getroffen. Het viel mij de laatste keer op dat er zweetdruppels op haar bovenlip zaten. Maar dat zou ook aan de warmte hebben kunnen liggen. Het was vorig jaar toen Hans en ik wat vragen hadden over verloop data. In ieder geval is haar houding altijd vijandelijk en geeft ze je altijd het gevoel van “domme buitenlander”. Terwijl ik haar netjes in het Hongaars aanspreek. Vreemd genoeg staat er bij binnenkomst in dit kantoor een man die een bonnetje voor je trekt. Hij vraagt dan: Engels? Ja, dat is fijn. Doe maar Engels. En toch komen we steeds bij deze dame in kwestie terecht die geen woord anders spreekt dan Hongaars. Maar ik had een verrassing voor haar.

In de jaren dat ik niet op dit verzekeringskantoor kwam werkte ik ondertussen wel heel hard aan de taal. Een superlieve, mooie, geduldige juf, genaamd Timi die mij al jaren onderricht geeft in het Hongaars. Soms lijkt het, in mijn geval, trekken aan een dood paard, maar tegelijk kan zij het vuur voor de taal erin houden. Met andere woorden: ik leer heel erg veel van mijn juf. En wat fijner om al het geleerde in de praktijk te brengen bij een vrouw die buitenlanders niet zo hoog heeft zitten en haar minachting altijd laat voelen.

Daar zat ze dus. Met een gezicht als dat van Marjolein Faber, minister van asiel en migratie. Dat is ze niet, maar het zijn wel diezelfde harde chagrijnige trekken. Toen Hans ook nog binnen kwam lopen werd het nog erger. Maar…. ik was vrolijk. Begroette haar in het vloeiend Hongaars, wenste haar een goedemorgen en vertelde haar waarvoor ik kwam. Ze ging achterin haar stoel zitten, rechtop. Ik legde mijn paspoort neer en overhandigde haar mijn verlopen verzekeringsvelletje (want meer is het niet, een velletje, maar dat moet wel tien jaar leesbaar blijven). Ze vroeg om nog meer papieren, ik verwees haar netjes naar mijn paspoort waar alle benodigde paperassen inzaten. Ze ontdooide. Voor het eerst in 17,5 jaar ontdooide ze. (Ja, Marlou, echt waar!!) Ze blijkt zelfs een heel aardige lach te hebben, ook al ziet dat er best wel een beetje pijnlijk uit. Het viel mij binnen hoe machtig taal eigenlijk is. Hoe machtig het ook voelt als je het spreekt, waardoor alle vooroordelen ineens lijken te verdwijnen. Ze vulde het benodigde formulier in dat ik later moest ondertekenen. “Het is klaar zei ze. Dit is alles”. Oh gelukkig, riep ik, En nu ben ik verzekerd? Nee, dat was ik nog niet. Pas als de post het velletje zou overhandigen, dan pas was ik weer verzekerd. Het kon wel tot twee weken oplopen. Maar ze zou proberen of het met een week zou kunnen lukken. Kijk, win je eerst een glimlach en dan win je daarna ook nog een week wachttijd. Taal is een wonder!

Afgelopen dinsdag, een week na ons bezoek aan Pécs bracht de postbode een envelop met daarin het velletje. Ik kan weer opgelucht ademhalen. Want daarvan bleek dat ik die de laatste (onverzekerde) tijd toch best wel had ingehouden.