Het is al een tijdje bezig. Ik kon mijn ogen niet geloven in januari. En mijn handen trouwens ook niet. Ik aaide door zijn lekkere wollige vacht. Hij sloot zijn ogen en toen ik ophield legde hij zijn grote poot op mijn arm. Meer alstublieft, meer van dat kroelen en aaien. Ineens voelde ik een kleine verdikking en nog één en daarna nog een stuk of vier. Ik rende naar binnen om het simpele en oh zo kleine apparaatje te pakken en begon woest in zijn vacht te zoeken.

Een simpele uitvinding, maar ontzettend doeltreffend.
Arme Bence. Wandelend insectenparadijs. Wat hebben ze hem graag, met zijn volle vacht. Vooral teken schijnen een voorkeur voor hem te hebben. Het was dus half januari en een ware tekenontploffing vond plaats. In de koelkast had ik nog een tablet liggen, ooit overgenomen van vriendin S, die teken doodt (niet vriendin S, maar die pil) als ze zich in een dier ingraven. Zowel Sissi als Bence kregen er een deel van, want de berichtgeving over teken is niet echt om heel vrolijk van te worden. Ik ken er best wel een paar verhalen over. Bij zowel mens als dier. En dat stemt niet gelukkig.
Nu zijn ze beschermt, maar nog dagelijks pluk ik tientallen teken uit zijn vacht. En degene die zich toch ingraven? Morsdood. Nu houd ik niet zo van dood, maar in het geval van teken dan weer wel. En nu, met deze warme dagen zal er ook zeker ontploffingsgevaar zijn. Wij houden onszelf in ieder geval goed in de gaten.
Wat zeker niet morsdood is, is onze kruidenhevel of ook wel permaheuvel genaamd. Elk voorjaar, als er eigenlijk nog weinig gebeurd, vraag ik me af of al die kruiden de winter overleefd hebben. Voor dit jaar was dat niet zo nodig, want winter is er amper geweest en al in het begin van februari zag ik sommige planten opnieuw uitlopen. Wel wat vroeg voor de tijd van het jaar, want de winter kon nog altijd invallen. Maar hij viel niet in, die winter. Wel ervaren we het meest bizarre voorjaar ooit. Want ook hier geldt zeker een plantenontploffingsgevaar.


Een ware kruidenbuil perst zich als het ware uit de aarde. (Salie, oregano, majoraan, citroen melisse, Franse dragon, citroen mint, wilde bieslook en nog een sierlijke rozemarijn) En onder de flessen staan de zaden voor eetbare bloemen. Veilig tegen de kippen.
Wat niet kon ontploffen was de moestuin. Die hadden we in het najaar afgedekt met worteldoek en daaronder valt niet zo goed te leven als plant. De planten sterven af en geven zichzelf aan de aarde terug als compost. Een ware win-win situatie. Wij spitten nooit om en laten de aarde met rust. Dat doen we al sinds 15 jaar. Maar gisteren kwam buurman F. even langs voor wat informatie. Hans vroeg hem of hij wist wie er een cultivator had (die van ons hadden wij 15 jaar geleden verkocht, omdat we die toch niet meer zouden gebruiken), zodat we alleen de bovenlaag even wat lucht konden geven. Welnu, een kwartier later stond buurman F met zijn eigen cultivator de bovenlaag van onze moestuin te cultiveren. En wat tevoorschijn kwam was een prachtige rijke aarde.
Omdat we dit jaar de moestuin opnieuw gaan indelen hadden we ook alle druppelslangen weggehaald. Een rampenplan natuurlijk, want die dingen werken nooit mee. Maar nu de aarde weer mooi los is begon Hans vanmorgen met het opnieuw aanleggen van het druppelslangsysteem. Wel een fijn moment eigenlijk met die hitte. Als een wandelende douchekop kwam hij terug naar huis. Daarna hebben we het samen zo ver mogelijk afgemaakt.

Na het weekend even alles goed rangschikken, aansluiten op de watertoren naast de moestuin. Dan kan het inzaaien beginnen en mag wat mij betreft het ontploffingsgevaar beginnen.
Toch groeit er wel wat in de moestuin. De vroege planten zeg maar.

Spinazie en een beetje rucola. En natuurlijk niet te vergeten…..

De tuinbonen. En dan is het ook nog wachten op al die zaden die staan voor te trekken in de serre. Nou ja, het houdt ons wel van de straat.
