Prinses.

Het was afgelopen vrijdagmiddag dat zij voor de poort stonden. Richard en János. Een paar dagen daarvoor had Richard beloofd het brandhout te komen zagen en kloven en het houthok weer aan te vullen met hout dat nog over is van vorig jaar. Het kwam een beetje lastig uit, omdat wij die middag een afspraak elders hadden (nee, geen functie. Een afspraak). Richard vertelde dat het geen probleem was als wij er niet zouden zijn. Zij waren tenslotte toch gewoon aan het werk.

Hans legde kettingzaag, brandstof en olie klaar voor hen. Zij verdwenen de tuin in en ik sloot het hek achter hen. Niet op slot, maar gewoon dicht zodat de honden hen niet in de weg zouden lopen. En zo verdwenen wij naar elders.

Bij thuiskomst, ergens aan het einde van de middag, bleek het toch iets anders gegaan dan verwacht. Al snel na ons vertrek bleek de kettingzaag niet goed gespannen te staan en bleek een beetje bot. Nu zijn die gasten niet voor één gat te vangen. Richard had thuis nog een heel klein vijltje liggen, dat hij voor dit soort werkzaamheden altijd bij zich heeft. Maar goed, dat lag dus thuis. Het is niet ver lopen, geen probleem. Of toch wel. Toen hij het hek wilde openen stond daar ineens een feeks van een zwarte hond met blikkerende tanden. Sissi. Geen schijn van kans dat hij de achtertuin uitkwam. Nu was het een paar jaar geleden ook al eens het geval. Toen wij thuis kwamen en drie jonge mannen het stookhout zaagden, vonden wij de overbuurjongen (die toen ook nog hielp met stookhout zagen) bovenin de notenboom. Met daaronder een razende Sissi. Pas toen wij haar kalmeerde kon hij weer afdalen. Gelukkig was hij jong, snel en lenig.

Toch best wel stoere binken.

Met lieve woorden en gebaren bleef Richard rustig achter het hek. Ze zou wel bedaren, maar dat deed ze niet. Uiteindelijk besloot hij via de achtertuin naar de tuin van de buren (die er niet meer wonen) te gaan en zo kon hij vrijelijk de straat opkomen en naar huis wandelen. En weer terugkeren natuurlijk, want bij thuiskomst hadden ze bijna alle hout al gezaagd. Klaar om gekloofd te worden. En toen wij het werk gingen bewonderen liep Sissi met ons mee. Zwaaiend met haar staart naar Richard. Het leek alsof ik een lach op haar gezicht kon waarnemen. Iets van gna gna gna! We moesten er om lachen en ik vertelde dat wij haar dat waakse nooit hebben bijgebracht.

De volgende dag kwamen ze terug om het werk af te maken. Zelf ging ik in de moestuin aan de slag en hek bleef open. Bence lag bij mij en een stukje verder lag Sissi. Alles volgend wat die gasten toch allemaal aan het doen waren. Niet vals. Geen blaf. Geen grom. Alleen waaks.

De dag erna was het nog slechts een kwestie van opstapelen. Al het gekloofde hout gestapeld in een kraal. Het hout van vorig jaar werd naar het houthok gereden en professioneel gestapeld. Sissi was ondertussen niet bij ze weg te slaan, omdat ze iets had geroken onder het hout. Toen ze bij de onderste laag van het hout aankwamen bewoog daar ineens iets. En vanuit het niets schoot daar ineens een joekel van een rat tussenuit. Maar niet ver. Sissi was sneller dan de rat. Ze sprong op, opende haar bek, er klonk nog gegrom en gegil van de rat, maar niet voor lang. Ze beet de rat in één keer dood. Zowel Richard als János stonden met open mond. Wat een hond! Hans en ik moesten het verhaal wel vijf keer horen, ze konden er niet over uit. Ondertussen stond Sissi bij haar prooi. Ze keek me nogal fanatiek aan, nam de dode rat in haar bek en kwakte hem weer tegen de grond. Dit herhaalde ze enkele malen. Met andere woorden: kijk eens hoe goed ik ben! Heb ik gedaan! En natuurlijk overstelpten wij haar met complimenten, die ze in dank aanvaarde.

Het was een kwestie van een paar seconden, zonder lijdensweg.

Sissi is een bijzondere hond. Tien jaar geleden kwam ze bij ons als pup. Geboren in het dierenasiel waar ze met haar moeder verbleef, afgedankt. Maar gered door Pieter en Ingrid. Die moeder en kind mee naar huis namen. De moeder, genaamd Fay, een donkerbruine ontzettend lieve bordercollie, heeft een zacht karakter. De vader kennen we niet, maar het vermoeden bestaat dat het of een olifant of een krokodil moet zijn geweest. Laat ik zeggen dat ze nogal een stevig karakter heeft.

Wat Sissi zo bijzonder maakt, is dat ze beschermend is. Zes jaar geleden, toen Bence nog een pup was, kregen we bezoek van een vrouw met een hond. Ze bleven een nachtje logeren. De hond was lief en verliefd op Bence. Maar Bence was nog jong en kon zoveel amoreuze aandacht niet echt waarderen. Hij vluchtte steeds een beetje tot Sissi er genoeg van kreeg. Steeds als de hond richting Bence liep, gooide Sissi haar lichaam zachtjes in de strijd. Zo van: weg jij hier. En versperde de weg. Zo ook toen de hond aandacht kreeg voor die toch ook heel interessante kippen. Geen schijn van kans. Steeds weer als de hond aanstalten maakte, versperde zij hem de weg en stuurde hem een andere kant op. Zonder geluid, zonder ook maar één grom. Alleen haar ogen en haar lichaam. De hond gaf het uiteindelijk op.

Maar ook op die mooie dag in augustus, enkele jaren geleden. Ik zat op het terras achter het huis met vriendin Margreet, die een weekje had gelogeerd en wij nog even op haar laatste dag de dingen doornamen. De zon scheen en alles leek rustig. De krielkipmoeder liep dartel met haar mini kuikens door de tuin. Tot ik ineens een bruine hond zag. Eerst natuurlijk wel goed kijken, want we hadden zelf geen donker bruine hond. Toen drong het tot mij door. Een vos!! Schreeuwde ik en rende naar het houthok waar zich een niet zo’n fraai tafereel afspeelde. De krielmoeder had zich tot drie maal haar ware grootte opgeblazen, om zodoende haar kuikens te beschermen. Ik schreeuwde tegen de vos, klapte in mijn handen, maar niets leek hem af te schrikken. Wat een mooie kop, dacht ik nog. Terwijl hij met klappende kaken, zoals het packman computerspelletje van vroeger, richting de opgeblazen moederkip sloop, was daar Sissi. Uit het niets, zo leek het. Ze keek de vos aan, ging voor de opgeblazen moederkip staan en stuurde de vos met haar lichaam een andere kant uit. De vos verdween over het hoge hek, zodat we precies wisten waar hij ook binnengekomen was. Daar hangt nu al jaren een groen doek, zodat hij niet meer binnen kan komen. En Sissi? Die liep trots en arrogant (een beetje met zo’n houding van: jullie kunnen ook niks) terug naar haar bench. Onze Sissi, onze prinses. Voor niets of niemand bang. Alles en iedereen rondom het huis beschermend, tot aan de poezen toe. Dat het halve dorp bang van haar is begrijpen wij wel een beetje. Maar ze heeft nog nooit, echt nooit iemand gebeten. En dat willen we wel graag zo houden. Onze prinses.

Hardleers.

Het was in september van het jaar 2007. We woonden hier net een half jaar. Hans kwam binnenwandelen met goed nieuws: er wordt in Szigetvár een Hongaarse taalschool geopend en we kunnen ons nog inschrijven!! Tijdens de inschrijfdag, gelukkig nog allemaal in het Nederlands, was het een drukte van belang. Sommige waren nieuw, net als wij en andere woonden hier alweer enige jaren. Maar met elkaar hadden we een doel: die verdomd moeilijke taal leren.

Zelf was ik al een jaar bezig geweest met zelfstudie. Dvd’s, taallessen op het internet en boeken. Nou ja, boeken. 1 boek, maar dat bleek een antwoordenboek te zijn, het vragenboek bleek niet meer voorradig te zijn. Maar daar kwam ik later pas achter. Eigenlijk kun je wel stellen dat ik geen boek had, want aan antwoorden zonder vragen heeft een mens niet zoveel. Wel leerde ik elke dag een uur, met de dvd’s, want mijn stelling was: ik wil niet leven in een land waarvan ik de taal niet spreek. En die stelling had wel een beetje daadkracht nodig.

De eerste les in september 2007 werd druk bezocht. De tweede les ook en de derde les ook. Nathan, onze leraar, stelde voor om er twee groepen van te maken, want over de twintig leerlingen was best veel. En zo geschiedde. Wij verhuisden met een groep van zeven naar de middag. En alle zeven maakten we trouw ons huiswerk en verschenen elke week weer op tijd voor de les. De andere groep daarentegen werd steeds kleiner. Het waren vooral mannen (ja, sorry hoor) die ermee kapten. Een paar veel gehoorde kreten waren: “dit ga ik nooit leren” of “ik leer het wel van de mensen en op straat”. Daar gingen ze, een taalarmoedige toekomst tegemoet.

Al na het eerste seizoen ging de taalschool ter ziele, omdat er niet meer genoeg leerlingen waren. Nathan maakte nog een doorstart met ons, groep van vier (en we zijn nog steeds vrienden), ergens in een bovenzaaltje van een aftandse pizzeria waar het donker was en ongezellig en waar de koffie de hele nacht leek te hebben gekookt. Slechts enkele maanden mocht dit duren, want Nathan kreeg een mooie baan aangeboden in Budapest.

Ondertussen zochten wij naarstig naar een mogelijkheid om die verdomde taal toch te leren. Maar gelukkig had ik de lesboeken nog en ging al snel over tot weer een”zelfstudie”. Welnu, enkele jaren later vond ik een lerares die ik eigenlijk al jaren kende, maar waarvan ik niet wist dat zij ook privéles gaf. Ik werd aangenomen. En kreeg les via skype. En dat was maar goed ook. Want in het eerste jaar van de voortzetting van mijn Hongaarse lessen moest ik vooral “afleren”. Ik had die studieboeken anders uitgelegd dan de oorspronkelijke bedoeling was. Ik had mijn eigen taal ontwikkeld die niemand anders goed verstond dan ikzelf. Mijn woordenschat in de Hongaarse taal was zeker veel groter geworden. Alleen moet je dan wel verstand hebben van de vervoegingen. En dat had ik niet, dat verstand van vervoegingen. Hans luisterde de eerste lessen mee maar haakte af om zijn eigen redenen.

De privélessen vond ik best zwaar en de lerares werd nooit boos, omdat ik mijn huiswerk weer eens niet helemaal had gemaakt of helemaal niet. Maar daar kwam verandering in. Vriendin M kreeg al jaren privéles bij Timi (onze lerares) thuis. Maar door corona was dat niet meer mogelijk. We schakelden over van skype naar zoom en zo kon het dat zowel M als ik allebei vanuit huis met elkaar Hongaarse les kregen. Nu we toch samen les kregen werd ik wel fanatieker in mijn huiswerk. Want niets is zo lullig als met een mond vol met tanden zitten, terwijl de ander zich de pest heeft zitten leren. En niet veel later bleek dat dit ook voor M gold. We werden er beiden zeker beter op.

In 2022 veranderde er iets in de wet. Timi gaf les op de universiteit aan buitenlandse studenten en tevens privélessen aan ons en nog wat andere mensen. Dat mocht niet meer. Ze moest een keuze maken: universiteit of privéles. We voelden de bui al hangen. In paniek maakte ik een account aan bij Duolingo. Een programma waar bijna alle talen van de wereld te leren zijn. Ik begon als beginneling en vloog als het ware door de lessen heen. Gelijk een dolfijn door het water en gelijk een slang door het gras. Maar de eerste ergernissen kwamen al snel. Vreemde zinnen als: de kleuterjuffrouw vliegt boven de school of de politieagent zwemt onder het café (of zoals bij vriendin S die Grieks leert via Duolingo. Ik geef de aap een ijsje). Maar wat ik nog het meest miste was de communicatie. Een taal kun je lezend leren, maar je moet het ook kunnen uitspreken en dat is in het Hongaars nogal een dingetje.

Maar er kwam verlossing van de zijde van Timi. De lessen konden toch weer fijn opgepakt worden. Aan het begin van dit jaar kwam er een nieuw voorstel. Tja… goh… alles was in de tijd wel een stuk duurder geworden, zo ook onze lessen. Timi had nog twee Duitse damesleerlingen die op hetzelfde niveau zaten als M en ik. Timi wilde ons graag samenvoegen om zo de kosten een beetje te drukken. Na de eerste les met z’n vieren had ik er niet veel vertrouwen in dat het goed zou komen. Maar nu, ruim twee maanden later zijn we er blij mee. Ook Timi. Want iedereen schijnt het huiswerk fanatiek te maken. Na boek A1 -A2+- B1+en nu twee herhaal en vervolgboeken verder geef ik toe dat ik hardleers ben. Maar ik heb in de afgelopen 17 jaar (met helaas wat lange onderbrekingen) toch best wel wat opgestoken. Het gevoel dat ik het nooit zal leren, ebt nu wel een beetje weg. Dus blijf ik hardleers.

Het oog wil ook wat.

Het is misschien een beetje vreemde zin, maar ik ben geboren met twee dode hoeken. Deze dode hoeken komen doordat mijn jukbeenderen nogal hoog zijn, waardoor het zicht naar opzij of naar beneden, nou ja, nogal een dode hoek veroorzaken.

Vanaf mijn jonge jaren liep ik vaak tegen iets aan, liep een tafel vol glazen om en struikelde ik over alles wat aan mijn zicht ontnomen werd. Dus ik lag nogal eens plat op mijn smoel of knalde vanuit het niets tegen iets of iemand aan, omdat ik het gewoon niet aan zag komen. Mijn moeder riep heel vaak: doe het eens rustig aan! Maar met die rust kwam ik er ook niet.

Wel heb ik mezelf in jaren tijd aangeleerd anders te gaan kijken. Meer in de verte bijvoorbeeld, zodat ik toch op tijd dat rotsblok zag die als versiering ergens in een straat lag te liggen. Ook draaide ik meer mijn hoofd, zodat ik zowel links als rechts iets meer overzag. Dat kwam mij trouwens goed van pas toen ik op moest voor mijn rijbewijs. 20 jonge jaren was ik. Ondanks dat mijn gevoel voor links en rechts toen ook nog niet helemaal op orde was en ik linksaf sloeg in plaats van rechtsaf, zoals de examinator mij bevolen had. Al bij het eerste examen kreeg ik mijn rijbewijs met twee opmerkingen. 1e: kijkt heel goed en laat ook zien dat ze kijkt. 2e: met parkeren wat vaker oefenen. Dat laatste kan ik nog steeds niet goed. En zal dat, na 47 jaar, waarschijnlijk wel nooit echt leren.

Hans heeft na uitvoerig onderzoek door de oogarts de uitslag gekregen van zijn oogonderzoek. Een gat in zijn macula. Ik had er nog nooit van gehoord en zocht meteen het internet af wat de gevolgen daarvan zijn. Vroeger zou ik dat hebben opgezocht in de Winkler Prins of iets dergelijks, maar tegenwoordig hebben we internet. Dat scheelt zowiezo een hoop ruimte in de boekenkast. Maar dit terzijde. Ik vond: vermindering van de gezichtsscherpte. Andere klachten zijn een wazige vlek in het midden van het beeld en vervormingen van het beeld. Men ziet kronkels in rechte lijnen of een vergroting van het beeld, als in een lachspiegel. Maar ook dat er dode hoeken kunnen ontstaan.

Hans is altijd een goede kijker geweest. Dat kwam hem goed van pas als fotograaf. Hij is gewend dat hij alles altijd heel goed zag. U leest die zin goed, want als een persoon ineens minder goed gaat zien en dat niet direct in de gaten heeft, denkt die persoon dat het aan de objecten ligt waar hij of zij tegenaan loopt. Het viel mij de laatste tijd al op dat hij zomaar tegen iets aan kon lopen. Bijvoorbeeld de open trap in de woonkamer, die er toch al meer dan 16 jaar hangt. Of gewoon de bocht tekort nemen bij een deur, zodat hij met zijn schouder de halve deur er uitloopt. De blauwe plekken nemen hand over hand toe, mede als gevolg van bloedverdunners. Maar niemand heeft ooit beweerd dat ouder worden nou zo leuk is. Ook het wegzetten van glazen kan soms lastig zijn als je een plank in andere vorm ziet dan doorgaans gewoon is. Het glasgerinkel klonk dus ook al vaker. Nu zou ik hem, als een beetje ervaringsdeskundige, kunnen leren anders te gaan kijken met die dode hoeken. Maar ik denk dat hij, op zijn leeftijd, nogal moeilijk bij te sturen is.

De oogarts schreef hem, bij wijze van experiment, drie verschillende oogdruppels voor die hij op drie verschillende tijden per dag in zijn oog moet druppelen. Het is wel puzzelen, maar hij heeft een modes gevonden om al die druppels per dag toch in zijn oog te krijgen. Er zijn resultaten bekend en soms slaagt zo’n experiment. We hebben er goede hoop op, want na een week druppelen vertelde hij vanmorgen dat hij het vermoeden heeft dat de lachspiegel wat minder aan het worden is en dat de kronkels ook minder zijn. Ik hoop het echt van harte want het is niet fijn om de hele dag uitgelachen te worden, omdat ik er zo raar uitzie met mijn hele kleine koppie en mijn hobbelige lichaam. Het gezegde “het oog wil ook wat” gun ik hem van harte. Want ook ik zou het prettiger vinden als hij mij weer normaal ziet staan.

Ontploffingsgevaar.

Het is al een tijdje bezig. Ik kon mijn ogen niet geloven in januari. En mijn handen trouwens ook niet. Ik aaide door zijn lekkere wollige vacht. Hij sloot zijn ogen en toen ik ophield legde hij zijn grote poot op mijn arm. Meer alstublieft, meer van dat kroelen en aaien. Ineens voelde ik een kleine verdikking en nog één en daarna nog een stuk of vier. Ik rende naar binnen om het simpele en oh zo kleine apparaatje te pakken en begon woest in zijn vacht te zoeken.

Een simpele uitvinding, maar ontzettend doeltreffend.

Arme Bence. Wandelend insectenparadijs. Wat hebben ze hem graag, met zijn volle vacht. Vooral teken schijnen een voorkeur voor hem te hebben. Het was dus half januari en een ware tekenontploffing vond plaats. In de koelkast had ik nog een tablet liggen, ooit overgenomen van vriendin S, die teken doodt (niet vriendin S, maar die pil) als ze zich in een dier ingraven. Zowel Sissi als Bence kregen er een deel van, want de berichtgeving over teken is niet echt om heel vrolijk van te worden. Ik ken er best wel een paar verhalen over. Bij zowel mens als dier. En dat stemt niet gelukkig.

Nu zijn ze beschermt, maar nog dagelijks pluk ik tientallen teken uit zijn vacht. En degene die zich toch ingraven? Morsdood. Nu houd ik niet zo van dood, maar in het geval van teken dan weer wel. En nu, met deze warme dagen zal er ook zeker ontploffingsgevaar zijn. Wij houden onszelf in ieder geval goed in de gaten.

Wat zeker niet morsdood is, is onze kruidenhevel of ook wel permaheuvel genaamd. Elk voorjaar, als er eigenlijk nog weinig gebeurd, vraag ik me af of al die kruiden de winter overleefd hebben. Voor dit jaar was dat niet zo nodig, want winter is er amper geweest en al in het begin van februari zag ik sommige planten opnieuw uitlopen. Wel wat vroeg voor de tijd van het jaar, want de winter kon nog altijd invallen. Maar hij viel niet in, die winter. Wel ervaren we het meest bizarre voorjaar ooit. Want ook hier geldt zeker een plantenontploffingsgevaar.

Een ware kruidenbuil perst zich als het ware uit de aarde. (Salie, oregano, majoraan, citroen melisse, Franse dragon, citroen mint, wilde bieslook en nog een sierlijke rozemarijn) En onder de flessen staan de zaden voor eetbare bloemen. Veilig tegen de kippen.

Wat niet kon ontploffen was de moestuin. Die hadden we in het najaar afgedekt met worteldoek en daaronder valt niet zo goed te leven als plant. De planten sterven af en geven zichzelf aan de aarde terug als compost. Een ware win-win situatie. Wij spitten nooit om en laten de aarde met rust. Dat doen we al sinds 15 jaar. Maar gisteren kwam buurman F. even langs voor wat informatie. Hans vroeg hem of hij wist wie er een cultivator had (die van ons hadden wij 15 jaar geleden verkocht, omdat we die toch niet meer zouden gebruiken), zodat we alleen de bovenlaag even wat lucht konden geven. Welnu, een kwartier later stond buurman F met zijn eigen cultivator de bovenlaag van onze moestuin te cultiveren. En wat tevoorschijn kwam was een prachtige rijke aarde.

Omdat we dit jaar de moestuin opnieuw gaan indelen hadden we ook alle druppelslangen weggehaald. Een rampenplan natuurlijk, want die dingen werken nooit mee. Maar nu de aarde weer mooi los is begon Hans vanmorgen met het opnieuw aanleggen van het druppelslangsysteem. Wel een fijn moment eigenlijk met die hitte. Als een wandelende douchekop kwam hij terug naar huis. Daarna hebben we het samen zo ver mogelijk afgemaakt.

Na het weekend even alles goed rangschikken, aansluiten op de watertoren naast de moestuin. Dan kan het inzaaien beginnen en mag wat mij betreft het ontploffingsgevaar beginnen.

Toch groeit er wel wat in de moestuin. De vroege planten zeg maar.

Spinazie en een beetje rucola. En natuurlijk niet te vergeten…..

De tuinbonen. En dan is het ook nog wachten op al die zaden die staan voor te trekken in de serre. Nou ja, het houdt ons wel van de straat.