Éva: Hoe gaat het met Eszti?
Ik: Ze ligt in het ziekenhuis in Szigetvár. Hersenbloeding. Ze kon niet meer praten en was verlamd aan de rechterkant.
Éva: (trekt een beetje wit weg) Oh, maar dat wist ik helemaal niet.
Ik: Ja, ze had geluk dat ze bij haar dochter in Kaposvár was, die heeft gelijk de ambulance gebeld.
Éva: (nogal doof, maar gebruikt haar hoorapparaten zelden) Ik begrijp je verhaal niet goed. Waarom was ze in Kaposvár?
Ik: (zoek het filmpje op Hans’ telefoon waar Eszti, hetzij moeizaam, maar wel spreekt en haar arm beweegt) Hier kijk maar. Het gaat al een beetje beter met haar.
Éva: (kijkt naar het filmpje en kijkt mij ongelovig aan) Maar dat is jullie buurvrouw Esztinéni!
Ik: Maar wie bedoel je dan?
Éva: (nogal luid vanwege haar ontkennende doofheid) Esther! Hollandse Esther! Hollandse Eszti!
Ik: Maar lieve Éva, die heet Esther en geen Eszti. Wij Hollanders zeggen gewoon Esther, wij veranderen die namen niet.
Éva: (een beetje verbolgen) Voor ons Hongaren heet zij Eszti. Maar als jij liever Eshter zegt, ook goed. Dan begrijp je mij misschien ook beter!
Ik: Inderdaad. We zeggen Esther, dat is beter. Dan hebben we ook geen last meer van persoonsverwisselingen. En met Esther gaat het trouwens wel goed.
