Als een verhaal verdwijnt lijkt het niet meer te bestaan.

Ik was op zoek naar een verhaal uit onze blog van tien jaar geleden. Ik tikte de woorden in op google toen ik het volgende las: Oeps! Die pagina kon niet worden gevonden. Tja, vergankelijkheid van de verhalen dacht ik ineens. Als ik ze had opgeschreven, op papier en met pen, dan zou dit verhaal gewoon nog ergens in dit huis liggen. Ergens, want het is nooit zeker waar, als het al tien jaar geleden is. Een echt archief hou ik er niet op na. Wel mapjes, waar dan weer verhalen inzitten die ik voor het internettijdperk met de hand had geschreven en later afgedrukte exemplaren natuurlijk, anders zitten ze niet in mapjes. Maar het verhaal wat ik zocht is verdwenen. Weg. Niet meer te vinden.

Hoewel dat niet meer zeker is op mijn leeftijd, is mijn geheugen goed op orde. Al zeg ik het zelf, maar het is in orde geloof mij maar.

Het was augustus in het jaar 2007 dat Hans thuiskwam. Schuldbewuste houding, zijn hoofd zelfs een beetje onschuldig schuin. Sorry, sorry riep hij maar, terwijl hij zijn twee handen samen voor zich hield, op een manier dat iemand iets heeft gevonden dat heel klein en waardevol is. Zoals je bijvoorbeeld een zielig dood babyhaasje zou laten zien. Maar in zijn handen was geen dood babyhaasje. Het was klein, bruin en harig. En sorry sloeg op het feit dat we het voorlopig bij één hond zouden houden. Pip en verder even niets. Die afspraak kwam, omdat we, sinds we hier een paar maanden woonden, aan het hek bij de vleet pups aangeboden kregen. Nem (Hongaars voor nee) was toch wel het meest gebruikte woord in die tijd.

Hij kon er niets aan doen. Het rende voor zijn auto uit en toen hij stopte ging het voor zijn voorwiel liggen met een houding van: ik ga hier pas weg als jij mij meeneemt. Nu houdt Hans in het algemeen niet van dwingende karakters, maar hier kon hij toch echt niet tegenop. Of hij wilde het niet, dat denk ik eerder. En daar stond hij dan, met betraande ogen, kijkend naar het kleine, bruine, harige ding in zijn beide handen. En dan komt mijn probleem om de hoek gieren. Want in zulke gevallen is mijn handrem ver te zoeken. Ik keek ernaar, zij keek terug. Ga dan maar eens zeggen: er is een mooie plek voor jou in het dierenasiel.

Dus ze bleef. Jolene. En hoe. Een mix tussen een teckel, duitse herder denken wij. Zeker weten deden we dat natuurlijk niet, want hondjes die gedumpt worden dragen nooit gegevens met zich mee. Een pup was het nog. Misschien 2 maanden jong. En Pip? Die had ineens zijn eigen prinses.

Ik vroeg eens aan een goede vriend, die zelf een hondje had met de naam Bonzai, de naam zegt al genoeg: Weet jij waarom kleine hondjes altijd zo’n grote bek hebben? Hij had een helder antwoord. Kleine hondjes kijken naar grote honden als een soort spiegel en denken dan dat ze zelf ook zo groot zijn. Wetenschappelijk is dit niet onderzocht, maar ik geloofde het gelijk. Jolene was voor niets en niemand bang, vandaar. En een donders karakter had ze ook. Op een dag liep ik in de tuin en zag iets uit het kippenhok komen. Het was bruin, maar dat waren onze kippen ook. Even dacht ik aan een vos en rende er op af. Maar dichterbij bleek het Jolene die het kippenhok uit kwam wandelen en op het trapje betrapte ik haar met een ei in haar bek. Na wat gegrom en het laten zien van haar piranha-tandjes, liet ze het ei toch los. Het ei legde ik keurig in de eierdoos.

Ik had beter moeten weten. We hadden een broedse kip, die zelden het nest verlaat. Alleen héél soms om wat de drinken, te eten en om verlost te raken van enorm grote kippendrollen die ze al die tijd inhoudt om het nest niet bevuilen. Alleen dan blijven de bebroede eieren even onbewaakt. En dit was dus het onbewaakte moment geweest. Hoe we daarachter kwamen? Hans bakt regelmatig een cake en dan is er niets lekkerder dan met eigen verse eieren. De eerste drie tikte hij keurig per stuk eerst in een apart schaaltje en gooide het daarna bij de bloem, suiker en boter. Onzin, dacht Hans. Met onze eigen eieren is niets mis. Hij tikte nog een eitje, gooide het bij de rest en toen nog eentje. En daarna hoorde ik : Gatverdamme! Wat smerig!! Oh, het stinkt nog ook!! Ik liep naar de keuken, keek in de schaal en zag een rode smurrie. Het ei van Jolene! riep ik. De donderse hond had een bebroed ei uit het nest gestolen. Van cake is het die dag niet gekomen en sinds die tijd gaan alle getikte eitjes weer in een apart schaaltje.

Maar het was ook een hondje van de jacht. Nou ja, jacht. Het was een kwestie van onder de boom te gaan liggen wachten, in alle stilte. Tot er een mus was die haar niet in de gaten had en verdween tussen de kaken van Jolene. Ze nam de dode mus mee, legde die vlak achter de auto die in de binnentuin geparkeerd stond en ging zelf onder de auto liggen. Wachten, daar was ze heel goed in. Tot een van onze katten of honden langskwam en met interesse op de dode mus afliep. Dan vloog ze onder de auto vandaan, blote tanden en de grom van een bruine beer. Die beesten schrokken zich tien toeren de rondte in en lieten de mus voor wat die was. En Jolene? Die ging weer onder de auto liggen, wachtend op een nieuw slachtoffer. Het leek alsof wij haar hoorde lachen. Wij bedachten dat haar spel ongeveer zo was als die truc met een portemonnee aan een touwtje. Want als mens moest je ook niet proberen om bij de dode mus te komen. Daar weet vriendin K nog alles van. K en Jolene waren helemaal gek van elkaar. En was het ook vreemd dat Jolene in haar mand bleef toen K de tuin in kwam wandelen. K boog zich voorover naar de mand, maar had niet dat vogeltje gezien, dat daar keurig op een bladerdek gedrapeerd lag. Met dat K haar hand uitstak vloog Jolene als een feeks ophoog, tandjes bloot. Net mis. Ik moet zeggen dat ik dit niet het mooiste deel van het karakter van deze kroket vond. Maar wat dan wel?

Ze was vrolijk, lief, braaf, altijd een luisterend oor bij verdrietige momenten, speels op haar eigen manier, grappig vooral, eigenzinnig en koket. Dat bleek vooral toen wij haar in een tuigje hesen en meenamen naar de grote stad. Ze sprong uit de auto, keek om zich heen, had nog nooit een grote stad gezien, maar je zag dat ze er zin in had. Koket dus en trots rechtop liep ze naast mij. En toen kwam het, mensen stopten en keken naar haar. Steunden op een knie om haar te aaien en zelfs om haar te zoenen. Ze liet het allemaal als heel vanzelfsprekend over zich heenkomen en liep daarna dartel weer verder voor een volgende ontmoeting. Jolene prinses van Pécs. Maar bovenal was het onze prinses, hoe lelijk ze eigenlijk ook was, met haar veel te korte poten, veel te grote staart maar met ogen om in te verdrinken.

Jolene augustus 2007 februari 2014. En nog steeds missen we haar, nog elke dag. En ze is weer terug op het blog. Want als het verhaal verdwijnt lijkt het niet meer te bestaan. En daar was ze ons toch te dierbaar voor.

Plaats een reactie

Ontdek meer van KortLevens verhalen en andere dierenvertellingen

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder